Gods toorn
Psalm 2:4b
„De HEERE zal hen bespotten.”
Deze zaken werden vroeger al geprofeteerd. Maar later heeft het Joodse volk dit alles tot het einde toe moeten doorstaan: het werd belegerd en het is overwonnen, niet lang nadat het een complot had gesmeed tegen de Zaligmaker. In andere tijden hebben de vijanden van de Kerk van Christus dezelfde dingen ondervonden. Zij zijn allen overwonnen door de Heere, Die in de hemelen woont, door Zijn immer verborgen hand, door Hem, Die zijzelf in een oorlog durfden aan te vallen. „Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn en in Zijn woede zal Hij hen verschrikken.” Waarlijk zullen zij in de tijd van het gericht gevaar lopen voor de toorn van God en al de vijanden van Zijn heilzaam Woord zullen door de woede van Hemzelf worden verstrooid. Immers, Hij Die door hen aan het kruis gehecht is en aan de dood is overgeleverd, Die in de hemelen woont en alles in Zijn hand heeft, „Hij zal om hen lachen.” En Zijn Vader, Die juist met Christus aangevallen werd, „zal hen bespotten”, en hun straffen geven, zoals ze verdienen, zoals Hij ook in Zijn toorn heeft gedreigd.
Eusebius van Caesarea, bisschop te Caesarea
(”Commentaar op Psalm 2”)