Prof. Immink: „Doop pas echt bij bekering? Dan is stap naar volwassendoop klein”
In de bevindelijke traditie kan zo de nadruk liggen op bekering en wedergeboorte, dat de doop weinig voorstelt. „Als de doop pas met de bekering echt is, dan is de stap klein naar de volwassendoop.”
Dat betoogde prof. dr. F. G. Immink gisteren in Amsterdam tijdens een symposium over doop en avondmaal in de Vroege Kerk en de Reformatie, georganiseerd door de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Aanknopingspunt vormde een tweetal boeken van dr. M. A. van Willigen, ”Christus volgen. Doop en avondmaal in de Vroege Kerk” en ”Met Christus verbonden. Leven uit doop en avondmaal in de Vroege Kerk.”
Toerekening
Prof. Immink, emeritus hoogleraar praktische theologie aan de PThU, belichtte met name het aspect van toerekening en de belofte in de gereformeerde visie op de doop. „De doop is geen bezegeling van ons geloof, maar van onze genade in Christus. De doop roept op tot geloof. Als de Geest werkt, worden wij ingeschakeld. De doop staat in het teken van belofte en aanvaarding. Dit sacrament is een verzegeld handschrift, waardoor God ons wil bevestigen dat al onze zonden weggedaan en niet meer toegerekend zullen worden.”
Achter de beloften van de doop ligt volgens prof. Immink vooral de rechtvaardiging van de goddeloze. „De doop bezegelt de daadwerkelijke rechtvaardiging van de goddeloze. We worden ondergedompeld in de dood en in de opstanding van Jezus Christus. Dat is het realistische karakter van de doop. We worden niet pas met Christus begraven als we wedergeboren worden.”
Daartegenover staat een denken vanuit de wedergeboorte. „De doop symboliseert hier weliswaar het afsterven van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens, maar dat wordt nauwelijks verbonden met de feitelijke doop van een kind. In deze visie komt iemand door de doop op het erf van het verbond, maar is hij niet werkelijk met Christus verbonden. Dat is pas het geval bij de bekering. Ook Abraham Kuyper denkt sterk vanuit de wedergeboorte, niet vanuit de belofte.”
Eenheid
Dr. Van Willigen, universitair docent nieuwtestamentisch Grieks aan de PThU, toonde aan de hand van foto’s van de symboliek in de doopkapellen en in de kerkarchitectuur de eenheid tussen doop en avondmaal in de Vroege Kerk. Hij zette uiteen hoe Augustinus, zelf als volwassene gedoopt, toch de kinderdoop handhaaft. „Augustinus kwam hoe langer meer tot de overtuiging dat geen enkele leeftijd kon worden uitgesloten van de doop. De doop betekent bij Augustinus bevrijding van de erfzonde. Er was geen minimumleeftijd vereist, sterker nog: zodra iemand leefde, kon hij gedoopt worden.”
Prof. dr. Marcel Barnard, hoogleraar praktische theologie aan de PThU, betoogde dat in de tijd van de Reformatie en daarna de doop steeds meer verbonden werd aan het Woord. Het grote doopbassin verdween uit de aparte ruimte en werd een aanhangsel aan de preekstoel, soms letterlijk. „Het liturgisch gerei wordt letterlijk kleiner als het ritueel fysiek kleiner wordt.” Het doopvont is zelfs een „bonbonschaal” vergeleken met de grote doopbassins in de Vroege Kerk, aldus prof. Barnard.
Dr. Michael Bakker, Russisch-orthodox priester en directeur van het Amsterdam Centre for Orthodox Theology, belichtte doop en avondmaal in de oosters-orthodoxe traditie. Het avondmaal wordt in het Grieks ”mysterie” genoemd, equivalent voor het Latijnse woord sacrament. Er wordt in de liturgie van Johannes Chrysostomos gesproken van „uw mystiek Avondmaal.” „De sacramenten golden als een mysterie, waarin je ingewijd werd. Men sprak in de kerk niet openlijk over de mysterieuze zaken van het lichaam en bloed van Christus.” De Orthodoxe Kerk leert de doop door onderdompeling. „Het is iets van sterven. Je sterft en je komt er levend weer uit. Ook het kind gaat helemaal kopje onder. En ook bij het avondmaal komen leven en dood bij elkaar.”