Wetenschap & techniek

Bataviawerf bouwt authentiek waterschip

Voor- en achtersteven steken al parmantig omhoog: het begin van een authentiek waterschip op de Bataviawerf in Lelystad. Als de boot af is, liggen er wellicht vaartochten in het verschiet.

8 November 2016 14:47Gewijzigd op 16 November 2020 08:20
De projectgroep van de Bataviawerf heeft de kiel van het nieuwe waterschip al gelegd samen met het voor- en achtersteven. Daarop zijn hulpspanten aangebracht waartegen de scheepshuid overnaads wordt aangebracht. beeld RD
De projectgroep van de Bataviawerf heeft de kiel van het nieuwe waterschip al gelegd samen met het voor- en achtersteven. Daarop zijn hulpspanten aangebracht waartegen de scheepshuid overnaads wordt aangebracht. beeld RD

Bijna niemand weet wat een waterschip is, aldus projectleider Anton van den Heuvel tijdens een symposium vorige maand op de Bataviawerf. „Maar dat het een belangrijk scheepstype was, blijkt uit de scheepsvondsten in Flevoland: 8 procent van alle opgegraven wrakken betreft waterschepen. Het scheepstype is echter totaal verdwenen; en de verhalen daarover ook.”

Het waterschip is een voorloper van de botter, een oud type zeilend vissersschip. Ze werden ook weleens door elkaar gehaald, weet Van den Heuvel. „Bij een achttiende-eeuwse tekening van een waterschip staat zelfs dat het een botter is. Die tijd was dan ook een overgangsperiode.”

Waterschepen werden voor verschillende doeleinden gebruikt, vervolgt Van den Heuvel. „Ze hadden een bun, een bak water waarin vis levend werd bewaard. Ook vervoerden ze schoon water uit de Vecht naar Amsterdamse bierbrouwers. Verder werden ze ingezet om zout water te vervoeren voor de zoutwinning. En ten slotte gebruikten de Marker vissers ze om grote VOC-schepen in bokken, zogeheten kamelen, bij Amsterdam over de ondiepte Pampus te slepen.”

Dat de Bataviawerf gekozen heeft voor het waterschip is ook omdat het qua omvang en financiering beter te behappen is dan De Zeven Provinciën, die nooit afkwam. „We willen onze bezoekers de bouw van dit schip mee laten maken; educatie zit nu eenmaal in het DNA van onze werf.”

Vondst

Meer specifiek heeft de Bataviawerf ervoor gekozen om vondst ZM 22 na te bouwen, een schip uit 1526 van 16,5 meter lang en 5 meter breed dat is gevonden bij Zeewolde. Dat waterschip is goed beschreven en gedocumenteerd. Er zijn doorsnedetekeningen, dia’s en foto’s van. Bovendien hebben twee medewerkers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) er een reconstructiemodel van gemaakt. „We maken dus een vliegende start.”

De ZM 22 is overnaads gebouwd; de planken overlappen elkaar als dakpannen, vervolgt Van den Heuvel. „Vanaf circa 1550 werd de zogeheten karveelbouw of gladboordige bouw populair, waarbij de planken zijdelings op elkaar aansluiten.”

Van den Heuvel heeft ervaring met overnaads bouwen: vijftien jaar geleden was hij betrokken bij de vervaardiging van de replica van de Kamper kogge, die op dezelfde wijze werd gebouwd.

De eerste vraag waarvoor Van den Heuvel kwam te staan, was: Hoe gaan we het schip bouwen? „Uiteraard zo authentiek mogelijk. Maar hoever ga je daarin? Het eindresultaat, het schip, kan authentiek zijn, maar hoe zit het met de bouwmethode en de gebruikte gereedschappen?”

In de projectgroep zitten mensen met verschillende achtergronden. „Archeologen, historici en bouwers. Een van de lastige vragen is de reconstructie van de tuigage. Niemand weet uit ervaring hoe die eruit heeft gezien. Dan moeten de archieven uitsluitsel geven.”

De projectleider noemt als voorbeeld van authentiek bouwen de replica van het Vikingschip Oseberg, dat door de Deen Thomas Finderup met authentieke bouwmethoden en dito gereedschappen in Oslo exact is nagebouwd.

Zover wil hij niet gaan, maar het is wel zijn ideaal. Zo heeft de Bataviawerf onlangs een replica van een zeventiende-eeuwse weverij opgezet waarop uit hennep zeildoek wordt geweven. „Op de VOC-manier”, licht Van den Heuvel toe. „Vrijwilligers hebben daarop een zeildoek geweven voor de Batavia van 55 meter lang en 35 centimeter breed. Dat kostte hun een jaar. Hier zullen we ook het zeildoek voor het waterschip weven.”

Zekerheid

De projectgroep kiest voor een moderne benadering van de bouw. „Wij gaan voor zekerheid.” Vanuit de reconstructie van de RCE zijn er bouwtekeningen gemaakt. De kiel is al gelegd, samen met de voor- en de achtersteven. Daarop zijn hulpspanten aangebracht waartegen de scheepshuid overnaads wordt aangebracht. „Alle planken, van 3 tot 4 centimeter dik, zijn inmiddels gezaagd uit Deens eikenhout.”

De bouwers zullen de planken aan elkaar verbinden met nagels van 99,8 procent zuiver ijzer: door vervuiling gaat ijzer sneller roesten. De naden tussen de planken worden waterdicht gemaakt met mos, ijzeren plaatjes, de zogeheten sintels, en sintellatten, ijzeren strippen die met spijkertjes zijn vastgemaakt. Het gedroogde mos wordt gemengd met bruine teer. „Dat mengsel lijkt op bruine shag, maar er zit wel een beetje meer teer in”, aldus Van den Heuvel met een grijns. „Deze manier van breeuwen functioneert al vijftien jaar probleemloos bij de Kamper kogge. Het zijn authentieke materialen: teer en olie zijn gemakkelijk bij te smeren.”

Een tweede item was duurzaamheid. „Hoe zorgen we dat het schip zo lang mogelijk meegaat? Onder meer bij de bouw van de Batavia en De Zeven Provinciën leefde heel sterk de gedachte: als we het schip van eikenhout maken, is het duurzaam.”

Maar de bouw van het schip is zeker zo belangrijk, vervolgt de projectleider. „Zijn de dekken dicht, is de huid goed dicht? Dat moeten we waarborgen. Mocht er toch water onder het dek komen, dan moet dat er zo snel mogelijk weer uit. Als de vochtigheid van het hout boven de 20 procent uitkomt, krijgen schimmels een kans. Dat moeten we voorkomen.”

Waterafstotend

Ten slotte moeten de bouwers het schip goed conserveren. „Daar kunnen we nooit 100 procent garantie voor geven, maar met een goed onderhoudsprogramma komen we een heel eind.” De projectleider wijst op een tegeltableau uit het ruim van een opgegraven waterschip waarop staat: ”Alles heeft synen tytt”. „We kunnen van alles maken, maar na verloop van tijd is dat allemaal ook weer verdwenen. Het enige wat we kunnen doen, is dat proces vertragen.”

De Bataviawerf kijkt daarom ook naar moderne middelen om het schip te conserveren. Zo gaat al het eikenhout vooraf in een stoomkist. „We stellen het hout twaalf uur lang tot in de kern bloot aan stoom van 57 graden Celsius; dan zijn de schimmels en alle andere beestjes gegarandeerd dood.”

Vervolgens besproeien de bouwers het hout met boorzuur, dat in het hout trekt en een beschermende laag om het hout vormt. „Zo krijgen beestjes en schimmels minder kans om het hout aan te tasten.” En ten slotte, als het schip af is, komt er een waterafstotende laag lijnolie en teer overheen. „Dat is een natuurlijk materiaal, en gemakkelijk bij te smeren.”

Vaartocht

Van den Heuvel vindt het geweldig dat er weer een schip wordt gebouwd op de Bataviawerf. Hij verwacht dat de bouw drie tot vier jaar gaat duren. „Het bouwen is echter het gemakkelijkst, en de eerste reis gaaf. Maar dan; wat doen we met het schip na de eerste proefvaart? Gaat het dan in een museum? Of gaan wij de museumbezoekers de beleving geven van het varen met een authentiek schip uit de late middeleeuwen? Misschien gaan we wel vaartochten organiseren over het IJsselmeer.”


Vikingschip opnieuw in de vaart

De Deen Thomas Finderup was ook van de partij op het symposium in Lelystad. Hij werkte bij het Vikingschipmuseum in Roskilde in Noorwegen en bouwde in Oslo een authentieke reconstructie van het Osebergvikingschip. „Een uniek project.”

Het Osebergschip werd in 1904 aangetroffen in een grafheuvel bij de Osebergboerderij in Zuid-Noorwegen. Het 22 meter lange schip bleek uitstekend bewaard. De eikenhouten planken van het schip zijn overnaads geklonken; de boeg en de achtersteven versierd met houtsnijwerk. Het was een zeewaardig schip voor reizen langs de kust. „De lichte constructie maakte het geschikt om snel te zeilen en gemakkelijk aan land te kunnen komen”, aldus Finderup.

Origineel

Het origineel, dat zich sinds 1926 in het Vikingskipshuset in Oslo bevindt, bleek niet helemaal exact te zijn opgebouwd: de boegdelen sluiten niet strak op elkaar aan en zijn onzichtbaar opgevuld met nieuwe stukken eikenhout. „Dat schip is ongeschikt om mee te varen; te fragiel en te kwetsbaar.”

Maar heeft het ooit wel echt kunnen varen? Archeoloog Vibeke Bischoff van het museum in Roskilde bouwde een reconstructie op schaal waarvan Finderup dankbaar gebruikmaakte. Elk detail van het Oesebergschip legde hij, tot de decoraties, toe nauwkeurig vast en vertaalde dat in bouwtekeningen. „Ik ben wel vijftig keer naar het museum in Oslo geweest. Elke keer liep ik tegen andere problemen aan. Zo bleek elke plank een vaste vorm te hebben, die we ook exact zo moesten reproduceren.”

Het team waarmee de Deen zijn project uitvoerde, had nog nooit een boot gebouwd. „Een boer bleek de beste vakman.” De bouwers kliefden de planken op de authentieke manier uit eiken boomstammen. „Met replica’s van de bijlen die in het Osebergschip waren aangetroffen. Gekliefde planken zijn sterker dan gezaagd hout”, vervolgt Finderup.

Walvisbaleinen

Een opvallend detail is dat de ribben van het schip uit 820 aan elkaar zijn geknoopt met walvisbaleinen. „Een manier van bouwen die na 830 niet meer voorkomt.” Voor de bouw van de replica maakte Finderup gebruik van baleinen van een pas geharpoeneerde walvis. „Die voelen plasticachtig aan en zijn oersterk”, is de ervaring van Finderup.

Net als bij het origineel werden de naden tussen de planken dichtgemaakt met teer en wol. In 2012 werd de Saga Oseberg te water gelaten, en in 2014 koos hij met succes het ruime sop in volle zee.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer