Domineesbekering
Romeinen 10:18
„Maar ik zeg: Hebben zij het niet gehoord? Ja toch, hun geluid is over de gehele aarde uitgegaan, en hun woorden tot de einden der wereld.”
Een predikant die eeuwen geleden leefde, was in ongeloof en zonden verzonken. Hij deed zijn familie door zijn eigen wijsheid grote schande aan. Door zijn verkeerde preken kwam er grote ergernis in de gemeente. Zijn sprekende geweten legde hij het zwijgen op door allerlei vermaak. Hij maakte zichzelf wijs dat er geen onderscheid was tussen goed en kwaad.
God liet hem in een donkere nacht van het paard vallen, zodat hij op handen en knieën naar huis moest kruipen. Daar bad hij voor de eerste maal ernstig en beloofde verandering. Maar al snel daarna was hij alles weer vergeten.
Kort daarop vloog zijn huis in brand. Al zijn bezittingen was hij kwijt, ook zijn boeken, die vol stonden met dwalingen. Vanaf die tijd werd hij zwaarmoedig en verborg hij zich voor de mensen, omdat hij geloofde dat hij van de duivel was bezeten. Hij kreeg zo’n afkeer van zijn ambt dat hij besloot het neer te leggen.
Toen hij nog eenmaal het avondmaal bediende, overviel hem het gevoel dat hij verloren zou gaan. In deze weg leerde hij zich als een verloren zondaar voor God kennen en smeekte hij de Heere om genade.
Daarna met Pinksteren ontving hij volle troost: „Uw zonden zijn u vergeven.” Toen kwamen er licht en blijdschap in zijn ziel. Vanaf dat moment werkte hij met grote zegen tot heil van oud en jong.
Sixt Karl von Kapff, predikant te Stuttgart (”Andreas komt tot Jezus”, 1859)