„Breng kind zendingsliefde bij”
Gedragen, zonder orgelbegeleiding, klinken de coupletten 3 en 7 van Psalm 108 door de zonovergoten Voor-dorphal in Utrecht. Zo’n 3000 mensen waren zaterdag aanwezig op de 41ste zendingsdag van stichting Mbuma-zending.
In zijn openingswoord wijst voorzitter ds. Tj. de Jong (Staphorst) er op dat in Nederland de christelijke beginselen steeds verder worden uitgewist. „Het praktische atheïsme is de voornaamste godsdienst in ons land geworden. De mens valt terug in materialisme en genotzucht.” Ds. De Jong zegt dat ook de rechtzinnige kerken tot zichzelf moeten inkeren, dat religie geen dode letter maar ware bevinding van de Heilige Geest moet zijn.
De gastspreker uit Schotland is ds. N. M. Ross. Vanuit Nederland steunt de Stichting Mbuma-zending het zendingswerk van de Free Presbyterian Church of Scotland. De Schotse predikant staat stil bij Handelingen 16:9. Een Macedonische man roept tot Paulus: „Kom over en help ons.” Ds. Ross verbindt deze tekst met het begin van het zendingswerk van de Free Presbyterian Church of Scotland in 1905, bijna honderd jaar geleden. De kerk van Zimbabwe herdenkt dit feit volgend jaar. Ds. Ross: „Wat is de belangrijkste reden om het zendingswerk in Zimbabwe voort te zetten? Niet het onderwijs aan kinderen, al vinden we het een zegen dit te doen. Niet het verzorgen van de zieken, al vinden we ook dit een voorrecht. We doen dit opdat we tot een geestelijke hulp zouden zijn voor dit volk, opdat we de David van het Nieuwe Testament onder hen bekend zouden maken. Het is een groot wonder voor de Afrikanen, tot wie we gezonden zijn, dat Jezus Christus genade schenkt aan in zichzelf verdorven zondaren.”
Ds. J. Roos (Opheusden) mediteert over Handelingen 4:12, over de enige Naam die tot zaligheid is gegeven. „Kinderen, ouderen, is die Naam ons door genade gegeven? Kunnen we met Groenewegen zingen: Jezus is het alleen, waar mijn hart gaat heen? Die Naam is een onbegrijpelijk grote gift, een gift die nooit te bevatten, maar alleen te bewonderen is.”
Ds. Roos zegt dat het dan niet uitmaakt tot welk kerkverband je behoort, omdat het gaat om die Ene Naam, waardoor wij moeten zalig worden. „Of we nu in Kenia, Zimbabwe, Rusland, Schotland of Nederland wonen, de zaligheid is in geen ander.”
Volgens de predikant krijgen degenen die de Naam liefhebben Gods deugden meer lief dan hun eigen zaligheid. Hij waarschuwt voor mensen die wel godsdienstig zijn, maar geen bevindelijke kennis hebben van hun eigen doodsstaat. „Dat is een oppervlakkigheid die als een besmettelijk virus om zich heen grijpt. Men springt met een polsstok over de kennis van de eigen verlorenheid heen. Je kunt in Zijn naam hebben geprofeteerd, je kunt zelfs predikant zijn geweest, maar het komt aan op de waarachtige kennis van die Gift des Vaders. Wie is Hij voor mij, voor u?”
Ds. G. Gerritsen (Hardinxveld-Giessendam) spreekt uit Daniël 9. De profeet Daniël bidt voor land en volk. „Door middel van zijn innige gebed geeft hij aan: Wij hebben gezondigd. Daniël mag daar werkzaam mee worden, door God de Heilige Geest. We weten dat er nog een volk is dat mag pleiten op de vastheid van het verbond der genade. Want het verbond der genade is een vast verbond. Het zal nooit vernietigd kunnen worden. Al is het dan, medereizigers naar de eeuwigheid, dat we leven te midden van het grote beest uit de Openbaring. En wij menen dat we het internet als het grote beest mogen zien. Godsdienst, wereld, materialistische belangen: alles bij elkaar is het één groot net. In die tijd leven wij. Wat zal het een wonder zijn als we niet in dat net verward zullen raken, als we ons er niet door laten verleiden en eeuwig verloren gaan. Wat zal het een wonder zijn als we in het net van de eeuwige verkiezing mogen komen. Als we, al is het dat de oordelen over ons land zullen doorgaan -wij menen dat daar geen afbidden meer aan is- als we onze ziel als een buit mogen uitdragen.”
Dhr. A. B. den Breejen (Werkendam) vertelt een zendingsverhaal voor de kinderen. Ds. S. de Jong uit Leerbroek leest Psalm 19. „Er is”, zegt hij, „geen grotere gave die de Heere ons verlenen kan dan de vreze des Heeren. Zeker als de Heere ons die in onze kinderjaren verleent. Dat zal, in de middellijke weg, ons voor veel uitbrekend kwaad hier op aarde bewaren.”
De predikant wijst op ds. Hellenbroek, „die in zijn vragenboekje ons als kinderen al heeft gewezen op het allerergste gevolg van onze diepe val: het verlies van Gods beeld. Als de Heere ons proefondervindelijk leert wat het beeld is waarnaar wij geschapen zijn, als Hij ons daarvan een levendige indruk en een diepe afdruk schenkt, zullen we heilig verwonderd zijn.”
In zijn slot- en dankwoord zegt ds. Tj. de Jong dat het van belang is kinderen al vroeg vertrouwd te maken met het zendingsbusje en „hen op te kweken met zendingsliefde.”