Opinie

Ernst Hirsch Ballin: Laat vluchteling bagage uitpakken

Vluchtelingen hebben niet alleen recht op tijdelijke bescherming, maar ook op hoop voor een nieuwe toekomst, stelt prof. dr. Ernst Hirsch Ballin.

prof. dr. Ernst Hirsch Ballin
5 October 2016 07:55Gewijzigd op 16 November 2020 07:11
beeld ANP, Arie Kievit
beeld ANP, Arie Kievit

De titel van mijn lezing is ”De bagage van vluchtelingen”. Het is een uitnodiging ons in te leven in de ervaringen, de behoeften en de verlangens van de vluchtelingen. En niet alleen die van hen. Ik heb lang genoeg verantwoordelijkheid gedragen voor het ministerie van Justitie om dit onderwerp van meer dan één kant te bezien. De komst van vreemdelingen vervult sommige medelanders met zorgen en angsten. Dit is geen reden om hun bescherming te onthouden, maar ook de onzekerheid over de toekomst van dit land is reëel.

De bagage van vluchtelingen is vaak niet meer dan een paar koffers, een plunjezak, een rugzak met het hoogstnodige, of het meest dierbare. Er zitten ten minste drie dingen in. Een sieraad misschien, of brieven die herinneren aan overleden ouders. Een boek dat hun heilig is, of een gebedssnoer. En het derde, dat we steeds vaker zien: een smartphone. Die stelt hun in staat contact te houden met de achterblijvers, die ze ooit weer hopen te zien, en met de mensen die hen verder helpen.

Ik stel voor dat we onze gedachten laten gaan over die drie voorwerpen die zo kenmerkend zijn voor de bagage van vluchtelingen. Hopelijk helpt dat ons in de vluchtelingen iets te herkennen van onszelf, mensen die hier veilig wonen, al waren wij of onze ouders misschien ook ooit op de vlucht.

Sieraad

Een vluchteling laat familieleden, vrienden en de omgeving die hij van jongs af aan kende, achter zich. Het verleden wordt herinnering. Niet alleen aan de noden en kwellingen die hen op de vlucht dreven, maar ook de geluiden en geuren waarmee ze zijn opgegroeid. Gevoelens van weemoed en van bevrijding zullen hun bijblijven. Hoe kan het ook anders?

Integratie mag niet –zoals ook in Nederland weleens is gedaan– worden opgevat als het omkatten van mensen omdat ze ervoor hebben gekozen nu in dit land te leven. De herinneringen aan de familie en de plaats waar een vluchteling vandaan komt, moeten levend blijven op hun nieuwe bestemming.

Voor ieder mens geldt dat herkomst is wat je meekrijgt om je toekomst vorm te geven. Een medaillon, ring of ander kleinood uit de familie moet naar waarde worden geschat omdat het de levenslijn van mensen symboliseert. Zo’n kleinood geeft ook uitdrukking aan de hoop het ooit nog eens te door te kunnen geven aan de kinderen die meekomen. Of aan kinderen die vluchtelingen eenmaal in veiligheid nog hopen te krijgen.

Asiel zoeken in een land als Nederland doen mensen vaak voor hun kinderen – of ze laten hun kinderen alleen op weg gaan. Miljoenen Syrische vluchtelingen zijn in Libanon veilig voor bombardementen. Maar omdat hun kinderen daar niet naar school kunnen en ze nooit werk zullen vinden, zoeken ze wanhopig naar mogelijkheden verder te vluchten. Zijn zij daarom gelukszoekers die we de rug mogen toekeren? Vluchten heeft niet alleen te maken met wat mensen hebben meegemaakt, maar ook met hun verlangen naar een zinvolle toekomst voor henzelf en voor hun kinderen. Het gekoesterde kleinood geeft daaraan uitdrukking.

Gebedssnoer

Vluchtelingen nemen vaak ook een boek dat hen heilig is of een gebedssnoer mee. De tasbih van moslims doet denken aan het snoer aan de hand waarvan rooms-katholieken het rozenkransgebed bidden. Het is een typisch voorwerp dat mensen bij zich willen houden in tijden van beproeving. Of ze hebben hun heilige boek bij zich, de Bijbel bijvoorbeeld, of de Koran. Velen zijn geneigd vluchtelingen aan de hand van dit religieuze bagagestuk direct in te delen bij een groep. Maar zo simpel is dat niet. Ook dit deel van de bagage van de vluchteling is persoonlijk, welke groepsgebonden vooroordelen er ook zijn.

De tekst van het boek is dezelfde, de wijze waarop het wordt verstaan zeer verschillend. Wie een heilige tekst respecteert, zal die niet gebruiken om er eigen macht mee te vergroten. En zo dragen de meeste moslims de Koran dan ook niet bij zich. Toch wordt hetzelfde boek door anderen aangegrepen om terreur en gewelddadige repressie te legitimeren. Hoe kunnen zo veel mensen vol blijven houden dat dit de ware islam is, terwijl internationaal erkende moslimgeleerden die claim verwerpen?

We moeten een stap verder gaan dan alleen het constateren van verschillen van inzicht binnen de islam, zoals die er ook binnen jodendom, christendom en hindoeïsme zijn en waren. Als een stelsel van repressie en zelfbevoordeling zich presenteert als een religie, is dat een onaannemelijke claim. De vrijheid van religie heeft haar plaats binnen een universeel medemenselijk kader – niet omgekeerd. Alleen dan kan vrijheid van religie voldoen aan de elementaire eis van gerechtigheid, wanneer ze voor zowel de eigen religie als voor andere religies geldt.

Dat mensen een teken en ankerpunt van religiositeit meedragen in hun bagage wanneer ze als vluchteling aankomen, mag dus niet worden voorgesteld als iets bedreigends. Maar voor iedereen geldt dat de religieuze belijdenis en praktijk zich vreedzaam en respectvol moeten verhouden tot de maatschappelijke context. Op het moment waarop dit deel van de bagage wordt uitgepakt, begint ook voor de gelovige man of vrouw een nieuwe levensfase, een nieuw vrijelijk geven en ontvangen. Ook degenen in wier straatbeeld de minaretten nieuw zijn, gaan dan een andere fase in.

Smartphone

Het derde voorwerp dat zo kenmerkend is voor de bagage van de vluchtelingen die we in onze tijd zien komen, is de smartphone. De 21ste-eeuwse vluchteling heeft zich losgemaakt uit de vaak beknellende omgeving. Hij ontvlucht de dreiging of ervaring van foltering, gevangenschap en doodvonnissen. Met hun positie op de vluchtroute veranderen ook de netwerken. Die veranderingen zullen hun toekomst bepalen. Wanneer hun netwerk afgesloten blijft voor nieuwe contacten, verslechtert dit de vooruitzichten voor werk en goed onderwijs. Het creëren van nieuwe netwerken moet zo snel mogelijk beginnen.

De drie voorwerpen die ik noemde zijn verwijzingen naar wat vluchtelingen als bagage met zich meedragen. Leed, verwondingen, verlies, maar ook het potentieel van een creatieve ontmoeting tussen talen, religies en culturen behoort tot hun bagage. De vraag moet dus worden gesteld of we hun de kans geven hun bagage uit te pakken.

Als het verblijf in Nederland een oponthoud met gepakte koffers is, hopen sommigen de gevaren buiten de deur te houden. Maar dat roept juist een gevaarlijke wederzijdse afkeer op. In de wetenschap dat ook zonder oorlogen –zoals die in Syrië– klimaatverandering en ziekten nog heel veel ‘survival migrants’ op de been zullen brengen, moet elk land in de westerse wereld zich de vraag stellen wat er nodig is om de veranderingen aan te kunnen.

Medemenselijkheid

Tot nu toe is alleen meewarig en gemakzuchtig gereageerd op een situatie waarin Griekenland en Duitsland voor de rest van Europa het overgrote deel van de lasten dragen. De oproep van de Duitse bondskanselier Merkel aan haar volk om te laten zien dat het deze taak aankon, is niet gevolgd door wat er in de EU had moeten volgen: we kunnen het samen. Haar uitspraak betekent niet ”wij kunnen dat best hebben”, maar ”wij zijn hiertoe in staat” – zij het met grote inspanningen.

Maar dat kan niet het enige antwoord zijn op de migratie van de 21ste eeuw. Als wij het echt belangrijk vinden wat vluchtelingen in hun bagage meebrengen, is dat ook voor hen belangrijk bij het kiezen van hun bestemming: is dat een bestemming waar een nieuw ”wij” kan ontstaan?

De Geneefse vluchtelingenconventie is veel meer dan de meesten weten een verdrag dat gaat over de context waarin een vluchteling bescherming krijgt. Die dimensie van het verdrag zou moeten worden uitgebreid met verplichtingen om vluchtelingschap te voorkomen: hulp bij de opbouw van goed bestuur, en verbeterde toekomstperspectieven zonder intercontinentale migratie. Hierbij zou meer oog moeten zijn voor andere mensenrechten die voor de levensloop van belang zijn. Plichten tot preventie en noodhulp, rechten van kinderen en het recht om staatsburger te zijn in het land waar iemand thuis is: er is genoeg te doen zonder op de volgende menselijke ramp te wachten.

Iedereen, waar hij of zij ook vandaan komt, moet blijven leren onderscheid te maken. Wanneer wij wensen dat vluchtelingen, na hun bagage te hebben uitgepakt, medeburgers worden, is het belangrijk ons allereerst in hun positie te verplaatsen. Laten we hun vragen stellen, en laten we proberen onze antwoorden te geven. Wat zouden wij, naast kleding en een toilettas, in onze bagage naar elders meenemen als we ooit voor die vraag zouden komen te staan?

Welke waarden en gedragspatronen de mensheid goed doen en welke niet, laat zich niet aan de geografie of de afstamming afmeten. Laten we daarom te rade gaan bij de bronnen die we zelf meedragen, en bij de bronnen van medemenselijkheid die anderen voor ons meebrengen.

De auteur is oud-minister van Justitie, hoogleraar rechten van de mens aan de Universiteit van Amsterdam en voorzitter van het Asser Institute for International and European Law. Hij is tevens hoogleraar aan de Tilburgse juridische faculteit. Dit artikel is een bewerking van de St. Jorislezing die hij zaterdag hield in Amersfoort.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer