Bijbel in volkstaal gaf stoot tot reformatie
De Bijbel in de volkstaal was een stimulans voor de reformatie en vernieuwing van de kerk. Maar ook een bedreiging voor die kerk; vooral door de verklarende aantekeningen bij de Schrift, aldus prof. dr. A. den Hollander. „De overheid zorgde ervoor dat veel lekenbijbels op de index van verboden boeken kwamen.”
Prof. Den Hollander is leider van het project ”Biblia Sacra”, een digitale bibliografie die een beschrijving biedt van alle Bijbels en bijbelprenten die vanaf 1477 in de Lage Landen werden gedrukt. Over het onderwerp ”Lekenbijbels in Europa 1450-1800” werd gisteren en vandaag in Amsterdam een internationaal congres georganiseerd. De onderzoeksgroep bestaat uit leden van de Universiteit van Amsterdam en de theologische faculteit van de Katholieke Universiteit van Leuven. Zo’n tachtig personen uit tien landen woonden de bijeenkomst bij.
Gistermiddag werd de website ”www.bibliasacra.com” gelanceerd, een elektronische bibliografie van Bijbels gedrukt in Nederland en België. Nu al zijn 5000 afbeeldingen van Bijbels te zien. De bedoeling is dat deze verzameling uitgroeit naar 15.000 afbeeldingen.
Prof. Den Hollander, verbonden aan de afdeling boekwetenschappen van de faculteit van de geesteswetenschappen van de UvA, beklemtoonde het belang van de eerste ’volksbijbels’. „Met deze Bijbels werd een nieuw publiek bereikt, dat niet gewend was integrale teksten te lezen. Men had in die tijd genoeg aan gedeelten van de Bijbel om de liturgie in de kerk te volgen. Pas sinds Luther kwamen er Bijbels in omloop die voorzien waren van plaatjes, typografisch ingedeeld in paragrafen en voorzien van verklarende aantekeningen. Deze laatste waren het meest aanstootgevend voor de kerk, omdat elke Bijbel gebaseerd diende te zijn op de kerkelijk gesanctioneerde Vulgaat. Lekenbijbels waren niet alleen een stimulans om de Bijbel zelf te lezen, maar ze schakelden ook de exclusieve rol van de geestelijkheid uit. Het plaatsen van de lekenbijbels op de index en het verbod van conventikels, die bijeenkwamen om de Bijbel te lezen, gingen hand aan hand.”
Volgens drs. Wim Francois (Leuven) kregen de bijbeldrukkers de handen vrij om hun volksbijbels te drukken en mochten de leken ze lezen; maar de boekcensureerders waren erop bedacht dat er geen edities in omloop kwamen met verwijzingen naar de Reformatie, of die voorzien waren van inleidingen en samenvattingen. Deze censuurpolitiek culmineerde in de Leuvense Index van 1546. Maar in diezelfde tijd hadden de theologen van Leuven wel de supervisie over een geautoriseerde Nederlands en Franse vertaling van de Vulgaat.
In de zestiende eeuw speelde de mondelinge overlevering van de Bijbel een hoofdrol. Mensen waren daarom ook aangewezen op visuele afbeeldingen van teksten uit de Bijbel. Dr. Peter van der Coelen (Museum Boijmans van Beuningen, Rotterdam) ging in op de rol van bijbelse afbeeldingen in houtsnijwerken, gravures en tekeningen als beelden voor het ’gewone volk’. Drs. Hinke Bakker (Universiteit van Amsterdam) schetste de invloed van houtsnijgravures over het leven van Christus op geschilderde miniaturen in een gebedsboek uit het einde van de vijftiende eeuw.
De opkomst van de lekenbijbel had grote invloed op laatmiddeleeuwse vernieuwingsbewegingen in de kerk, zoals de Waldenzen, hussieten en de Moderne Devotie. Prof. dr. Nikolaus Staubach (Münster) besprak de invloed van de lekenbijbel van Gerhard Zerbolt van Zutphen (gestorven 1398), een van de meest succesvolle schrijvers van de Moderne Devotie. Deze zette zich in voor het recht van leken die geen Latijn kenden, om geestelijke literatuur en in het bijzonder de Bijbel in de eigen taal te lezen.
De gereformeerde predikant Jacob Revius gaf een traktaat van Zerbolt uit, maar zijn inkortingen werden vervalst, zo blijkt volgens Staubach op grond van recent handschriftenonderzoek. Zerbolt onderwierp de lekenlectuur namelijk aan een strenge censuur: alleen die boeken mogen in de volkstaal verbreid worden die ook voor ongeleerden begrijpelijk zijn en geen allegorische uitleg behoeven. Hij ging dus minder ver dan Revius, die ervoor pleitte om de hele Bijbel aan de leken te geven. Volgens de kerk van Rome was de hele Bijbel niet geschikt voor leken vanwege sommige duistere passages en aanstootgevende geschiedenissen.
Dr. Frits Broeyer (emeritus kerkhistoricus Universiteit Utrecht) sprak over de eerste Hollandse ”lekenbijbel”, de Statenbijbel, totstandgekomen in 1637. Het meest typerende van de Statenbijbel is volgens hem het enorme apparaat van voetnoten en kanttekeningen. De vertalers kozen hiervoor vermoedelijk om opvattingen van gemeenteleden over bepaalde bijbelse en theologische onderwerpen bewust te beïnvloeden.
Dr. F. A. van Lieburg (VU, Amsterdam) ging het verband na tussen bijbellezen en piëtisme. De dagelijkse studie van de hele Bijbel door gewone mensen werd gestimuleerd door piëtistische en puriteinse schrijvers vanaf het begin van de zeventiende eeuw. De tendens om deze vorm van bijbellezen te negeren ten gunste van kleine praktische en stichtelijke verhandelingen en het vertellen van bekeringsgeschiedenissen werd rond 1750 bekritiseerd door zowel piëtistische als gereformeerde predikanten.