Laten gemeenten besluit koopzondag herzien
Gemeenten moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat lokale winkeliers gedwongen worden op zondag hun winkel te openen, betoogt mr. Rudolf van Binsbergen.
Koopzondagen houden de gemoederen al jaren bezig. Medio jaren 90 van de vorige eeuw wilde het eerste paarse kabinet het wettelijk verbod op koopzondagen opheffen en deze materie aan de gemeenten overlaten. Mede door de inzet van de PvdA bleef dit voornemen steken bij een verruiming van het aantal koopzondagen naar maximaal twaalf per jaar. Die situatie bleef jarenlang ongewijzigd.
Sinds 2010 maakten steeds meer gemeenten op oneigenlijke gronden gebruik van het zogeheten toeristisch regime dat ruimere zondagsopenstelling toelaat. Gemeenten als Almere en Zoetermeer beriepen zich op deze uitzondering. In 2011 werd de wettelijke regeling van het toeristisch regime dan ook aangescherpt. Maar het bleek een pyrrusoverwinning. Op 1 juli 2013, bijna twintig jaar na de eerste poging van het kabinet-Kok I, werd de wet aangepast. Vanaf dat moment bepalen gemeenten voortaan het aantal koopzondagen.
Contracten
Bij de behandeling van het wetsvoorstel van 2013 werden in de Eerste Kamer kritische vragen gesteld over de vrijheid van ondernemers om hun winkel op zondag gesloten te houden. Minister Kamp wees erop dat gemeenten bij de invoering van meer koopzondagen oog dienen te hebben voor de belangen van winkeliers die gesloten willen blijven.
Verder maakte hij melding van de bereidheid van de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ), de auteur van veelgebruikte modelcontracten voor de huurmarkt, om in de standaardhuurovereenkomst voor winkelruimte een bepaling op te nemen die ervoor zorgt dat huurders die op zondag niet open willen, van hun verhuurder niet zomaar een boete kunnen krijgen.
Ten slotte wijst de minister op de verantwoordelijkheid van winkeliers zelf: zij dienen zich te realiseren dat een huurovereenkomst bepalingen over winkelopenstelling op zondag kan bevatten. „Met deze maatregelen wordt naar mijn oordeel in voldoende mate voorkomen dat winkeliers een boete krijgen indien zij op zondag niet open willen gaan”, aldus Kamp.
Na 2013 zijn in veel gemeenten koopzondagen ingevoerd. Uit een onderzoek dat medio 2015 werd gehouden, blijkt dat in 85 procent van de gemeenten de winkels op zondag open mogen. Na de wetswijziging van 2013 heeft een fors aantal gemeenten direct gekozen voor het maximale aantal van 52 koopzondagen. De vraag is natuurlijk wat de toezeggingen van minister Kamp aan de Eerste Kamer in het ‘echte leven’ waard zijn.
De praktijk is weinig hoopgevend. De verplichte belangenafweging door gemeenten is vaak gebrekkig. De meeste gemeenten kijken bij de besluitvorming over koopzondagen vooral naar de behoefte van de consument en de wens om in de stadscentra meer publiek te trekken. Voor de belangen van winkeliers die niet open willen, is geen oog.
Dat is merkwaardig. Niet alleen omdat het in strijd is met de geruststellende woorden van minister Kamp in de Eerste Kamer, maar ook omdat uit onderzoeken steevast blijkt dat veruit de meeste winkeliers twaalf koopzondagen genoeg vinden. De politiek volstaat doorgaans met de constatering dat ondernemers keuzevrijheid hebben. De realiteit is echter dat die vrijheid vaak ontbreekt.
De tweede ‘oplossing’ van minister Kamp (een aanpassing van het modelhuurcontract van de ROZ) zet ook geen zoden aan de dijk. Grote verhuurders gebruiken het ROZ-modelcontract vaak niet. Zij hebben hun eigen contracten die zij aan huurders presenteren. Bovendien biedt het aangepaste ROZ-contract geen soelaas voor huurders die al langere tijd een huurcontract hebben en zich ineens geconfronteerd zien met een forse uitbreiding van het aantal koopzondagen. Dan moet de rechter uitkomst bieden. De uitspraak in de zaak van de Groningse winkelier Gerard Platjouw, waarover deze krant een aantal malen berichtte (RD 15-9, 16-9 en 17-9), laat echter zien dat voor de rechter het contract leidend is.
De geruststellende woorden van minister Kamp in de Eerste Kamer blijken in de praktijk dus weinig waard. Al bij de eerste testcase, de procedure tegen Gerard Platjouw in Groningen, is de uitkomst dat ondernemers simpelweg kunnen worden gedwongen de winkeldeuren op zondag te openen als dat uit het huurcontract volgt.
Verlies
Wat kunnen gemeenten doen om deze ‘zondagsdwang’ te voorkomen? De oplossing ligt voor de hand. Gemeenten zijn sinds 2013 bevoegd om meer koopzondagen toe te staan, maar ook om het aantal koopzondagen te beperken. De Groningse politiek heeft in oktober 2014 voor meer koopzondagen gekozen omdat de ondernemers vrij zouden zijn in hun keuze om open te gaan of niet. In werkelijkheid wordt winkeliers die vrijheid niet gegund. Het zou de gemeente sieren als zij haar besluit nog eens kritisch tegen het licht zou houden.
Het is jammer dat politici zich door de lobby van het grootbedrijf en de supermarkten op sleeptouw laten nemen om meer koopzondagen mogelijk te maken. De economie wordt daar niet beter van. Onderzoek wijst uit dat meer koopzondagen leiden tot minder publiek op zaterdagen en koopavonden. De omzet neemt dus niet toe, maar verschuift. En dat is logisch, want je kunt een euro maar één keer uitgeven. Maar extra koopzondagen betekenen –zeker voor kleinere winkeliers– wel meer kosten en per saldo leidt dat dus tot verlies.
Het Centraal Planbureau becijferde al in 2009 dat vooral het grootwinkelbedrijf profiteert van de zondagsopenstelling, ten koste van de kleine winkeliers. Het voorbeeld van Gerard Platjouw in het Groningse winkelcentrum Paddepoel maakt dat pijnlijk duidelijk.
De auteur werkt als advocaat bij Wille Donker advocaten. Hij voerde meerdere procedures over de zondagsopenstelling.