„Prediker doet ertoe in de verkondiging”
”Wie ben ik als ik preek?” Op een proefschrift onder deze titel promoveert ds. M. Beute maandag aan de Theologische Universiteit te Kampen. „De prediker doet ertoe, omdat God juist mensen inschakelt voor de verkondiging van het Evangelie.”
De huidige cultuur kenmerkt zich door een grote aandacht voor het zelf, stelt de promovendus vast. Ds. Beute (1981), vrijgemaakt gereformeerd predikant in het Groningse Leens, schreef een homiletische studie over het theologische zelfbeeld van de prediker. In zijn dissertatie ”Wie ben ik als ik preek? Bronnen en herbronning van het homiletisch zelfbeeld” (uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer) belicht hij het onderwerp vanuit theologisch, cultureel en menswetenschappelijk perspectief.
Zo komen onder anderen Calvijn (en zijn nadruk op de nauwe band tussen Gods- en zelfkennis) en filosoof Charles Taylor (onderzoeker van de ontstaansgeschiedenis van het moderne zelf) aan de orde alsmede tal van homiletische studies.
In de tweede helft van de twintigste eeuw wordt de persoon van de prediker meer en meer erkend als betekenisvolle factor voor de preek, aldus ds. Beute. Voor hem is de vraag naar het zelf van de prediker een onvermijdelijke vraag. „De aandacht voor het zelf is niet alleen gegeven met de moderne cultuur, maar vindt zijn oorsprong in de theologie van Augustinus. Voor hem is het aangelegd zijn op God essentieel voor het zelfverstaan. Kritisch moet daarom gekeken worden naar de hyperbewuste en hyperexpressieve wijze van verstaan in de verlichting en de romantiek.”
Een Bijbelse inkadering is onmisbaar. Ds. Beute vergelijkt daarom de homiletische inzichten van deze tijd met het zelfbeeld van Paulus, dat hij reconstrueert aan de hand van de brieven aan de gemeente in Korinthe. „Paulus is een apostel die zijn verkondiging primair ziet als Gods werk, waarin hijzelf door God wordt ingeschakeld. Paulus participeert in het grote werk van God, waarbinnen hij zich afhankelijk weet van zijn zender.”
Zelfbeeld is belangrijk in deze cultuur, zegt u, en ook het postmodernisme benadrukt authenticiteit. Liggen hier ook valkuilen voor de prediking?
„Ik begrijp zeker de valkuilen, maar ik zou authenticiteit niet per definitie als postmodern willen betitelen. Je kunt er niet omheen dat de aandacht voor het zelf diepe wortels heeft die reiken tot Augustinus en de Bijbel zelf. Iedereen heeft een beeld van zichzelf, bewust of onbewust. Daarom is het beter je er bewust van te zijn, want dan is er de mogelijkheid om er iets in te veranderen. Belangrijk is wel dat je de aandacht voor het zelf in een groter kader brengt. Daarom heb ik naar Paulus verwezen om te laten zien dat de mens onderdeel is van het handelen van God.”
Is er belangstelling voor de eigen rol van de prediker?
„Ongetwijfeld. Er is een tijd geweest dat de rol van de prediker zo ver mogelijk naar de achtergrond verdreven moest worden. De prediker verdween achter de tekst, die hij zo goed mogelijk moest uitleggen. Dat was in mijn kerkverband het geval, waar ook de hoge positie van het ambt een rol speelde. De prediker was de belangrijke vertegenwoordiger van God.
Het gevolg was dat de persoon van de prediker platgedrukt werd. Dat is gezien de huidige inzichten op het gebied van de communicatie niet meer te handhaven. Het wegcijferen van de rol van de prediker is ook het gevolg geweest van Karl Barth en zijn verzet tegen de liberale theologie. Ook wel terecht, want het slagen van de preek werd daar afhankelijk gemaakt van de authenticiteit van de prediker.”
Waarin ligt dan de relevantie van de prediker?
„Hij is als het ware het venster op het Evangelie. De prediker is niet alleen iemand die de tekst uitlegt, maar ook het Evangelie doorgeeft. Als mens wordt hij daarbij ten volle door God ingeschakeld. Dat is wat anders dan je eigen zielenroerselen op de kansel brengen. Wel mag er iets zichtbaar worden van de eigen omgang van de prediker met de tekst en met God. Ik spreek zelf van een dubbele dienstbaarheid, namelijk aan God en de hoorder. De boodschap van het Evangelie is nooit los verkrijgbaar. Ik denk dat het ook tot zegen van de prediking kan zijn als we zien hoe God werkzaam wil zijn door mensen.”