Koelen voorkomt of beperkt kaalheid na chemo
„Kaal, ik…? Mijn wereld stortte even volledig in.” Sinds vorige week voert Stichting Geef Haar een Kans op NS-stations campagne over het voorkomen of verminderen van haaruitval bij chemotherapie.
Hoe haaruitval vaak wordt beleefd, schetst het verhaal van kankerpatiënte Wil Kroes. Ze was zwaar teleurgesteld toen ze hoorde dat ze een chemo moest ondergaan. „Niet omdat ik misselijk en beroerd zou worden, nee dat deerde me niet. Het enige waar ik aan kon denken was dat ik kaal zou worden.”
Het emotionele verslag van Kroes valt te lezen op de website van Stichting Geef Haar een Kans. De impact van haaruitval bij kankerpatiënten is groot. Én wordt onderschat in medische kring, stelt Wim Breed, voormalig oncoloog en voorzitter van de stichting.
Hoe ervaren mensen het om hun haar te verliezen?
„Als arts moest ik vaak de mededeling brengen dat iemand kanker had. In veel gevallen kwamen de tranen pas toen ik zei dat door de chemotherapie haaruitval zou volgen.
Tuurlijk, er zijn ook mensen die rustig met een kaal hoofd gaan lopen. Toch vinden de meeste mensen kaalheid verschrikkelijk. Dat het ‘slechts’ tijdelijk is, doet daar niets aan af. Je raakt een deel van je identiteit kwijt. Dat is gebleken uit de vele onderzoeken naar mensen die vroegtijdig kaal worden.
Kaalheid ervaren patiënten met kanker ook als stigmatiserend. Iedereen ziet in een oogopslag dat je kaal bent of een pruik draagt. Zelf worden patiënten er ook steeds weer en indringend mee geconfronteerd. Bijvoorbeeld bij het op- en afzetten van de pruik.
Uit een onderzoek uit 2008 dat ik samen met een psycholoog uitvoerde, blijkt dat haarverlies als een van de ergste gevolgen van kanker wordt ervaren. Bij patiënten scoorde het hoog: het kwam op de vierde plaats van twintig gevolgen. Onder meer na de angst voor uitzaaiingen en misselijkheid en braken. Dezelfde vragenlijst werd voorgelegd aan verpleegkundigen en oncologen. Bij hen kwam haaruitval op respectievelijk de negende en twaalfde plek. Medisch personeel onderschat dit gevolg dus.”
Raakt haaruitval u persoonlijk?
„Het kwam pas echt dichtbij toen een zus van me met borstkanker werd geconfronteerd. Zij wilde haar haar dolgraag behouden. Ze was dan ook ontzettend dankbaar voor de mogelijkheid van hoofdhuidkoeling.”
Want dat is de remedie tegen haaruitval?
„Ja. Door de hoofdhuid te koelen tot tussen de 15 en 25 graden, verminder je de bloedtoevoer naar de haarvormende cellen. Minder bloed bij de cellen betekent minder cytostatica, de stoffen die het haar kunnen beschadigen.
De stofwisseling van haarvormende cellen komt in de kou ook op een laag pitje te staan. Dat mechanisme zorgt ervoor dat het medicijn minder snel een chemische reactie aangaat en schade aanricht.”
Is hoofdhuidkoeling belastend?
„Nee, hoewel dat wel de beeldvorming is. Het is natuurlijk wel koud. Vooral de eerste 10 à 15 minuten voelen erg onaangenaam. Ik ben zelf eindeloos proefkonijn geweest, dus ik weet waar ik over praat. Soms dacht ik: Wat doe ik mensen aan! Maar na een kwartier is het goed te verdragen. De koude komt ook niet bij de hersenen. Het dringt alleen in de eerste paar millimeter van de hoofdhuid.”
Haarkoeling bestaat al jaren, maar is nog steeds onbekend.
„In 2000 waren er maar vier ziekenhuizen waar de behandeling mogelijk was. Inmiddels kan het bijna overal. Probleem is dat artsen hoofdhuidkoeling nog niet altijd aanbieden. Vaak vinden ze het zelf niet zo van belang. Zoals gezegd: de impact van haaruitval wordt nog onderschat. Verder is de algemene bekendheid van de behandeling laag. Zo’n 70 procent van de bevolking weet niet dat het bestaat. Dat willen we met de campagne verbeteren.”
Biedt de behandeling 100 procent garantie op succes?
„Nee, helaas niet. Gemiddeld de helft van de mensen heeft er zoveel voordeel bij dat ze geen huid- of hoofdbedekking gaan dragen. Het succes hangt af van de soort chemotherapie en de patiënt zelf. Waarom het bij de ene persoon werkt en bij de andere niet? Dat zou ik graag willen onderzoeken. Als je het antwoord weet, kun je bepaalde mensen de teleurstelling besparen.”