Wijze bouwer
Hooglied 1:8
„Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen, zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.”
Ook een woord voor weggedreven schapen: de listige satan drijft de overtuigde zielen naar de hof van Eden (hoewel door God gesloten) om zelf vruchten te plukken van de boom des levens, om te leven in eeuwigheid, en naar Sinaï om Gods verbondseis te gehoorzamen, om in de hemel te komen. In Edens hof en aan Sinaï komen er duizenden om. Maar hoe ver de uitverkoren schapen ook weggedreven worden, de Heilige Geest overtuigt hen van bijzondere zonden, namelijk dat zij in Jezus niet geloven (Johannes 16:9). Ook de grootheid van die zonde: „die tegen Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben de dood lief” (Spreuken 8:36).
Gelukkig die met de wijze bouwer graaft en verdiept om alles wat buiten Jezus is, weg te werpen. Dit zijn veilige voetstappen. Er zijn lammetjes: jonge schaapjes die met de moedermelk gevoed worden, die nog geen ervaring hebben met de koude van de nacht en de hitte van de dag. Dit zijn de aangenaamste dagen, als de gelovigen gelijk jonge kinderen onbezorgd aan moeders borsten getroeteld worden. Zij hebben dan met geen wereld of zonde te strijden, zoals Groenewegen zingt: „Jezus gaf ik hart en hand…” Maar ach, daar is nog weinig zelfkennis of behoefte aan Christus’ Middelaarswerk. „Wie zou Hij het gehoorde te verstaan geven? De gespeenden van de melk, de afgetrokkenen van de borsten?”
E. Fransen, predikant te Barneveld (”Sions weeklacht”, 1926)