Laat militairen niet te veel thuis zitten, zegt generaal b.d. Van Loon
Westerse regeringen sturen hun militairen er niet meer zo makkelijk op uit. De ervaringen met de oorlogen in Afghanistan en Irak lijken ze af te schrikken. Ingrijpen in Syrië is er daarom niet bij. Ook de inzet in Libië en Nigeria is minimaal. Toch is deze „interventiemoeheid” onverstandig, meent luitenant-generaal Ton van Loon.
De generaal buiten dienst (1956) is ondanks zijn pensioen nog vol energie. Hij houdt de internationale ontwikkelingen op defensiegebied nog steeds bij. De wereld verandert snel, zegt hij. „Denk aan de mislukte staatsgreep in Turkije. Twee dagen daarvoor presenteerde de Duitse regering haar militaire begroting. Met de kennis van nu had die er zomaar anders kunnen uitzien. Niemand had dit kunnen voorspellen. Het tempo van de tegenwoordige veranderingen is immens.”
Volgens Van Loon weet het Westen niet goed hoe het op de snelle ontwikkelingen moet reageren. „De Koude Oorlog werd gekenmerkt door een overzichtelijke machtsverdeling. Tegenwoordig weet het Westen nauwelijks wat voor militair materieel het precies nodig heeft of wat voor organisatiestructuur het moet hanteren. Na de Koude Oorlog leefden we een tijdje in de veronderstelling dat een leger niet meer nodig was. De krijgsmacht zou alleen nog ver weg gelegen brandhaarden moeten blussen.”
Nederland paste in 2000 zelfs de Grondwet aan aan deze internationale taak. „Het leger was voortaan bedoeld om de internationale rechtsorde te bevorderen. Daarna nam de Nederlandse krijgsmacht een vrijblijvende houding aan, waarbij het zware werk wel door anderen werd opgeknapt.”
Stabiliteit
Maar na deze grondwetswijziging is de wereld blijven veranderen. Sinds de Oekraïens-Russische crisis in 2014 spreken deskundigen van de „terugkeer van de geopolitiek.” Militairen zijn er niet langer om problemen ver weg op te lossen, maar om het vaderland te beschermen tegen de Russische beer.
Van Loon: „De geografische bedreiging voor Europa moeten we onderkennen. Na het binnenvallen van Oekraïne door Rusland en het uitbreken van burgeroorlogen in Libië en Syrië wordt het weer gevaarlijk aan onze grenzen”, aldus de oud-generaal. „De NAVO –en vooral de Europese bondgenoten– moet ervoor zorgen dat deze dreiging niet nóg groter wordt. In 2014 zei Frans Timmermans het in de H. J. Schoo-lezing: „Wie nalaat stabiliteit te exporteren, zal eerder vroeger dan later instabiliteit importeren.” Het continent wordt omringd door instabiliteit, en het is deze instabiliteit die leidt tot vluchtelingenstromen en terrorisme. We mogen simpelweg niet wegkijken.”
Maar het Westen is moe van buitenlands ingrijpen. Hoe verhoudt zich dat met de scherpte die u nodig acht?
„Het probleem met de militaire interventies van vroeger was dat deze voor een extreem korte termijn waren bedoeld. We dachten dat we de klus snel konden klaren en tegen Kerst weer huiswaarts konden gaan. Zo werd dat ook aan het publiek verkocht.
Het democratische Europa behoort toewijding te tonen aan het bestrijden van brandhaarden om zich heen en een duidelijke boodschap aan de wereld op te stellen. De regering hoeft het niet mooier te presenteren dan het werkelijk is. Ze moet helder zijn in de uitleg waarom stabiliteit in een ver oord ook voor Nederland belangrijk is. Nu is Europa gevangen in een continue spiraal van terrorisme en extreme tegenreacties. Het lijkt wel alsof we gewend zijn geraakt aan terroristische aanslagen.”
Van Loon weet dat er stemmen opgaan dat West-Europa geen boodschap heeft aan de conflicten in bijvoorbeeld het Midden-Oosten. Hij wijst dit af. „Hun mantra is: zolang het ons goed gaat, mogen we anderen niet de les leren. Maar juist omdat het ons hier in het Westen zo goed gaat, willen zo veel mensen hier wonen. En dat wij hier welvarend zijn, heeft ook zijn redenen. Het soort bestuur dat dit mogelijk maakt, kan volgens mij wel degelijk ‘geëxporteerd’ worden. We mogen dus best vanuit een positie van kracht praten. Maar het tegenovergestelde gebeurt. Dat kan niet goed blijven gaan. Europa moet er alles aan doen om uit deze spiraal te ontsnappen.”
En als je wél militair ingrijpt, waar moet je dan op letten?
„Een land stabiliseren klinkt heel simpel. Toch is het niet gemakkelijk uit te leggen hoe dat precies moet. In grote lijnen ziet het er zo uit: de eerste fase is doorgaans dat je beseft dat het in ons eigen belang is om een brandhaard te stabiliseren. Fase twee is je realiseren dat we daarvoor niet alleen het leger nodig hebben.
De derde fase is met deze aanpak zorgen dat de bevolking de interventie steunt en perspectief op een beter leven krijgt.
Essentieel bij dit alles is de zogeheten ”3D”-aanpak: ontwikkeling, defensie en diplomatie. Een land stabiliseren werkt niet met alleen maar ontwikkelingsgeld te doneren, alleen militairen te sturen of alleen maar een opgeheven vingertje te tonen. Het gaat om de samenhang van deze drie.
De wortel van instabiliteit is slecht bestuur: idioot corrupte regeringen met dictators aan het hoofd blijven bevolkingen splijten. In Afghanistan ging dat fout: de lokale bevolking dacht vaak dat onze jongens er alleen maar rondliepen om de regering van Hamid Karzai in het zadel te houden. Het Westen liet ondertussen de corrupte regering haar gang gaan: de mannen van Karzai zouden immers zelf wel weten hoe ze hun land moesten besturen. Maar als het duidelijk wordt dat instabiliteit onvermijdbaar wordt, dan moeten we ze toch een handje helpen.
In Afghanistan heeft Nederland hier veel successen mee behaald. Eigenlijk zouden andere bondgenoten best meer aandacht aan deze 3D-aanpak mogen besteden.”
Welke landen zouden voor Europa prioriteit moeten krijgen bij zo’n ”3D”-interventie”?
„Als je ergens moet beginnen, start dan met de landen die al helemaal in elkaar gestort zijn en het dichtstbij liggen. Momenteel zijn dat Syrië en Libië.
Vanuit Syrië is een grote vluchtelingenstroom naar Europa ontstaan, en Libië is het grootste doorvoerland van vluchtelingen naar Europa. Als we deze vluchtelingenstromen willen stoppen, dan moet het Westen eerst een staakt-het-vuren faciliteren, om daarna op de een of andere manier perspectief te bieden aan de bevolking van deze mislukte samenlevingen.
Dat perspectief betekent allereerst: degelijk bestuur. Bij dit laatste kunnen de Verenigde Naties een rol spelen. Zo regeerden de Verenigde Naties de facto tot 2008 over Kosovo. Ik heb zelf daar gediend, en daar waren wij redelijk populair; juist omdat we samen met de VN voor degelijk bestuur zorgden.”
Is dat succes van Kosovo ook te zien aan Europa’s grenzen?
„Een beetje. In Libië is dankzij internationale diplomatie een „regering van nationale eenheid” gevormd. Daarnaast probeert de Vereniging van Nederlandse Gemeenten via verschillende programma’s in Libië het lokale bestuur te verbeteren. Ook zijn Franse speciale eenheden actief in het ondersteunen van de Libische regering.
Of dit allemaal genoeg is, valt te bezien. Zolang Libië instabiel blijft, gaat ook de vluchtelingenstroom vanuit Noord-Afrika door.”
Zijn de belangen in het Midden-Oosten niet te tegenstrijdig voor een effectieve westerse interventie?
„Belangen zijn altijd en overal tegenstrijdig. Dat is nu eenmaal politiek. Het probleem met het Westen is dat het nooit duidelijk zijn eigen belangen heeft geformuleerd. Veel Nederlanders vragen zich af: „Waarom waren we überhaupt in Afghanistan? Waarvoor dient de Europese Unie?”
Europese samenwerking lijkt momenteel niet populair. Maar het stoppen van vluchtelingenstromen en oorlogen aan onze grenzen is alleen maar mogelijk door Europese samenwerking. Als eiland kan het Verenigd Koninkrijk zeggen dat het niet meedoet. Maar Nederland en de rest van het continent kunnen dat niet. Het minste wat we kunnen doen, is het buitenlands beleid en de militaire capaciteit op elkaar afstemmen. Op die manier kunnen we onze gezamenlijke belangen behartigen.”
Hoe effectief is de westerse bemoeienis nog sinds de opkomst van China?
„Ze lijkt op het eerste gezicht minder effectief. Sommige Afrikaanse landen kunnen het zich veroorloven om westerse sponsoren de rug toe te keren en hun delfstoffen aan China te verkopen. Maar voor de nieuwe bedrijvigheid in Afrika worden vooral Chinezen als werknemers ingehuurd, en de opbrengsten gaan voornamelijk naar de lokale machthebbers.
Dat gaat op de lange termijn niet goed, want de ongelijkheid in dergelijke landen groeit alleen maar. Als China een stabiele relatie wil met derdewereldlanden, zal het op een gegeven moment ook stabiliteit moeten exporteren.”
Kan de Amerikaanse presidentskandidaat Trump nog voor problemen in de wereld zorgen?
„Zeker, maar dat is niet alleen de schuld van Donald Trump. Hij lijkt de NAVO niet serieus te nemen, maar daarin is hij niet de enige. De Amerikanen zijn het beu om de kastanjes voor Europa uit het vuur te halen en er alleen maar kritiek voor terug te krijgen. Nederland en andere Europese landen hebben hun legers en vloten verwaarloosd met de gedachte dat ”grote broer Amerika” het wel voor ze opknapt. Dit is een gevaarlijke houding. De NAVO is als een verzekeringsmaatschappij: als je de premie niet betaalt, vervalt de verzekering.
Europa moet zijn militaire capaciteiten vergroten en beter op elkaar afstemmen. Want ook onder een president als Hillary Clinton zijn de Verenigde Staten niet meer zo ruimhartig als vroeger. Europa kan beter stoppen met uitstellen, voordat rampspoed onvermijdelijk is.”
Ton van Loon begon zijn militaire carrière in 1977 aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Na het voltooien van zijn opleiding vervulde hij verschillende officiersposities binnen de Nederlandse krijgsmacht, waaronder in Duitsland. Ook diende hij in de door NAVO geleide Kosovo Force (KFOR). De kroon op Van Loons carrière was zijn tijd als generaal-majoor, toen hij in 2006 en 2007 het commando voerde over het Regional Command South van de NAVO-missie in Afghanistan (ISAF). In 2013 ging hij met functioneel leeftijdsontslag.