Satans vuistslagen
2 Korinthe 12:7b
„En opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven een scherpe doorn in het vlees, namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zou verheffen.”
Er is verschil tussen een boze gedachte en een gedachte van boosheid. Onder de eerste verstaan wij zulke gedachten die totaal het product zijn van en ontstonden uit een verdorven hart en gemoed, zoals nevels en dampen uit de aarde komen, of schuim uit een pot kan bruisen.
Met een gedachte van boosheid bedoelen we gedachten die van buiten af verwekt en door de satan ingegeven worden om ons tot kwaad te verlokken. Ze worden soms vurige pijlen (Efeze 6:16) en engelen van satan genoemd (2 Korinthe 12:7).
Luther was gewoon die in navolging van Paulus ”satans vuistslagen” te noemen. De godgeleerden hebben ook onderscheid gemaakt tussen vluchtige en blijvende werkzaamheden. De eerste daarvan zijn geheel en al van satan afkomstig. Ze gaan door het hart zonder ergens vast te blijven haken. Hiertegen bestaat geen gebod. De laatste zijn weer zonden (tegen het tiende gebod) óf met instemming (tegen alle negen andere geboden). Hier moet vooraf als bekend worden ondersteld dat alle inwerpingen en ingevingen van satan bedoelen te overwinnen of te kwetsen of te beschadigen of alleen maar te kwellen.
Simon Oomius, predikant te Purmerland
(”Satans vuistslagen”, 1663)