Onachtzaamheid
Psalm 51:8
„Zie, Gij hebt lust tot waarheid in het binnenste en in het verborgene maakt Gij mij wijsheid bekend.”
Wanneer wij uit onachtzaamheid, zorgeloosheid en oneerbiedigheid in onze Godsverering de Heere onze God metterdaad verkleinen, ja vernietigen en slechts tot een afgod maken, is het dan niet billijk dat wij die de Heere zó tergen en Zijn Geest door onze onachtzaamheid zó bedroeven, ook getergd en in onze geest bedroefd worden door allerlei felle en vurige pijlen des satans?
Soms kastijdt God de Heere ons zo wegens ons vroegere toegeven aan minder gruwelijke, echter wel aan boze en verkeerde gedachten. Wanneer men zich aan gedachten durft over te geven, en dat nog wel gedachten vol onkuisheid, wraakzucht en andere kwade zaken, zelfs zonder de bedoeling om die in woorden of daden om te zetten, dan kruipt satan in de kleine opening van het hart en steekt dat vuur aan.
God laat dan ook bij wijze van straf toe dat de duivel gruwelijke gedachten opwekt, opdat wij gewaar zouden worden dat de gedachten niet tolvrij zijn, en dat de Heere lust heeft aan waarheid in het binnenste (Psalm 51:8). Zoals Dina (Genesis. 34:1 ev.), omdat ze vlug erop uitging om de dochteren des lands te bezien, gepakt en geschaakt werd. Al gebeurde dit tegen haar wil, toch was het een straf voor haar nieuwsgierigheid. Dit doet de Heere zeer terecht, om ons geloof te beproeven.
Simon Oomius, predikant te Purmerland
(”Satans vuistslagen”, 1663)