Duister werk
2 Thess. 2:9
„Hem, zeg ik, wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen…”
Over inblazing van de satan wordt door de geleerden zeer angstvallig gedisputeerd. Doch wanneer inzake dit punt alles bijeengebracht is wat zich daarvoor leent, dan blijven er nog heel wat zaken over die ons duister zijn. Trouwens, ik zie niet in dat dit onderzoek zo nodig is. Want wanneer aan de eenvoudigen uit Gods Woord verzekerd wordt dat satan zo’n macht bezit en zij bovendien uit eigen ervaring weten dat hem ook de uitoefening van die macht door God tot hun beproeving wordt toegestaan, welk groot nut kan hun dan toch de kennis van de wijze en manier schenken, waarop hij hen deze gedachten inblaast en dan verder op hun ziel inwerkt?
Ook zonder die bijzondere manier van zijn werking tot in de finesses precies te weten, kunnen Gods kinderen in dit droeve geval krachtig versterkt en vertroost worden, namelijk wanneer ze dit maar voor vast en bondig houden, dat hij deze macht bezit en zijn inwerpingen verschillen van de ingevingen en opwellingen van hun eigen verdorvenheden, waarover we nog meer kunnen zeggen.
Simon Oomius, predikant te Purmerland
(”Satans vuistslagen”, 1663)