Kritiek op gebruik foto’s holocaust
Het herinneringscentrum Yad Vashem in Jeruzalem en het Nederlandse herinneringscentrum in Westerbork hebben grote moeite met een foto-expositie tegen dierenleed die donderdag van start gaat in Amsterdam.
De fototentoonstelling op het Leidseplein in de hoofdstad is bedoeld om mensen te doordringen van het dierenleed dat door met name de bio-industrie wordt veroorzaakt.
De acht panelen van 6 vierkante meter tonen foto’s van de bio-industrie en slachthuistaferelen naast foto’s van de nazi-dodenkampen. De beeldende weergaven laten volgens de organisator, de internationale dierenbeschermingsorganisatie PETA, „precies zien wat de Joodse schrijver en Nobelprijswinnaar Isaac Bashevis Singer bedoelde toen hij schreef: Met betrekking tot dieren zijn alle mensen nazi’s.”
”De holocaust op uw bord” is de naam van de expositie waarmee PETA door Europa reist. De tentoonstelling is al in negen Europese landen te zien geweest. Voorlichter J. A. Gilbert van herinneringscentrum Kamp Westerbork in Hooghalen noemt het gebruik van foto’s van de Jodenvervolging „absurd en volstrekt ontoelaatbaar. De holocaust was zo verschrikkelijk; die kent zijn weerga niet. Je ziet voortdurend dat mensen beelden van de holocaust gebruiken om het effect van hun eigen actie te versterken en de aandacht van het publiek te trekken. Dit kan echt niet.”
PETA vindt dat de vergelijking wel kan: „De nazi’s probeerden de Joden te ontmenselijken door hen te dwingen in een smerige en overbevolkte omgeving te leven, kinderen bij hun moeders weg te rukken en ze aan de lopende band te vermoorden. Op dezelfde manier wordt dieren in de bio-industrie tegenwoordig alles ontnomen wat voor hen prettig en natuurlijk is en ze worden behandeld als niet meer dan vlees-, ei- en melkproducerende machines.
Legkippen worden boven op elkaar gestapeld in kleine draadgazen kooien waarin ze zelfs niet kunnen gaan liggen, en hun snavels worden met een gloeiende tang afgebrand om te voorkomen dat ze elkaar pikken om wat meer ruimte te hebben. Varkens leven in stallen op kale, betonnen vloeren die wonden veroorzaken en zonder verdoving worden hun staarten afgehakt en worden ze gecastreerd. Vleeskalveren worden binnen enkele uren na de geboorte van hun moeder weggerukt en vastgeketend in kleine, donkere stallen, waar hun gewrichten opzwellen door het in evenwicht proberen te blijven op de gladde, met vuil bedekte ondergrond.”