Wat christelijke partijen inzake prostitutiewetgeving wel en niet vermogen
Ja hoor, eindelijk komt de finish in zicht. Het was immers al in 2013 dat CU-Kamerlid Segers aankondigde met een initiatiefwet te zullen komen om prostitueebezoek in bepaalde omstandigheden strafbaar te stellen. Zij die wisten of hadden moeten weten dat de prostituee in kwestie slachtoffer was van dwang of uitbuiting, zouden gestraft gaan worden met een boete of celstraf.

Sindsdien is er, vooral achter de schermen, veel gebeurd. In juli 2014 kon Segers de wereld melden dat PvdA en SP zijn initiatiefwet medeondertekend hadden. De steun van de PvdA had nog wel wat voeten in de aarde gehad. Omdat de kwestie binnen de Kamerfractie verdeeld lag, moest minister Asscher er in eigen persoon aan te pas komen om de sociaaldemocraten, die eerder in de persoon van Kamerlid Hilkens al veel goede wil hadden getoond, nu echt en compleet in het goede kamp te dirigeren.
Nadat deze week ook de vierkoppige GL-fractie aanhaakte –zij het onder voorwaarde dat CU, PvdA en SP hun plan enigszins afzwakken–, kan Segers het afsluitende Kamerdebat, gepland in de derde week van mei, eindelijk met een gerust hart tegemoetzien. In de Tweede Kamer heeft hij 78 zetels achter zich, in de Senaat 38.
Over de betekenis van het wetsvoorstel is discussie mogelijk. Of het in de praktijk vaak tot een veroordeling van een prostituant zal leiden, zullen we moeten afwachten. Zeker nu onder invloed van GroenLinks klanten van prostituees alleen nog gestraft kunnen worden als ze weet hebben van dwang of uitbuiting of wanneer er sprake is van een „ernstig vermoeden” daaromtrent (was: een „redelijk vermoeden”). Evenmin staat bij voorbaat vast dat als gevolg van deze wet mensenhandel een geduchte knak zal krijgen.
Wat wél vaststaat, is dat de wetgeving rond prostitutie jarenlang in het teken stond van regulering én liberalisering. En dat er nu, voor het eerst in lange tijd, een wetsvoorstel door het parlement geloodst gaat worden dat een grote verantwoordelijkheid legt bij bezóékers van prostituees. En dat is pure winst.
Verder laat de gang van zaken rond deze initiatiefwet vooral twee dingen zien. De eerste is dat een kleine christelijke partij in de landspolitiek best iets kan bereiken, mits zij zich doelgericht en volhardend stort op kleine, haalbare verbeterstappen. En zij daarbij coalities vormt met andersdenkenden. Zo ging het immers ook aan het einde van de 19e eeuw. Orthodoxe protestanten, de predikant Hendrik Pierson voorop, wisten met behulp van een brede coalitie –waaronder de Nieuw-Malthusiaansche Bond– zo veel politieke kracht te ontwikkelen dat dit uiteindelijk, in 1911, leidde tot een zeer restrictieve zedenwet, waarin inbegrepen een algemeen bordeelverbod.
Een opmerkelijke omslag! Een eeuw lang, zo beschrijven Bossenbroek en Kompagnie in hun studie ”Het mysterie van de verdwenen bordelen” (Amsterdam, 1998), was Nederland gekenmerkt geweest door een totaal ander beleid. Geïnspireerd door napoleontische wetgeving kende ons land gedurende de hele 19e eeuw een stelsel van reglementering en dus van acceptatie van prostitutie en van bordelen. De zogeheten Regout-wetgeving van 1911 draaide dit beleid 180 graden om.
Maar we kunnen uit ”Het mysterie van de verdwenen bordelen” nog een tweede ding leren, iets wat de christelijke partijen weer met beide benen op de grond zet. Want hoewel de bordelen na 1911 inderdaad uit de grote steden verdwenen, verdween de prostitutie niet. In plaats van de bordelen kwamen de kamerverhuursters, de sigarenwinkels, de duistere hotelletjes en wat dies meer zij. Plaatsen en onderkomens waar het bewijs dat iemand als souteneur fungeerde vaak moeilijk te leveren viel.
Let wel, elk stapje dat gezet kan worden om in onze wetgeving de norm te verankeren dat betaalde seks niet ”normaal” is en mensenhandel nog veel minder, valt toe te juichen. Maar het is wel goed daarbij te blijven beseffen dat prostitutie op zich een onuitroeibaar verschijnsel is.