Bondsdag GG-vrouwen: Vluchteling én christen is vreemdeling
VEENENDAAL. Christenen hebben met asielzoekers gemeen dat ze zich –als het goed is– vreemdeling voelen. Dat zei presidente A. Teerds-Gertenbach van de Bond van Vrouwenverenigingen van de Gereformeerde Gemeenten in haar welkomstwoord op de 69e Bondsdag, die dinsdag in Veenendaal werd gehouden. Het thema was ”Vreemdelingschap”.
In zijn meditatie stond voorzitter ds. A. Verschuure stil bij het thema vanuit 1 Petrus 1. De brief is gericht aan vreemdelingen, zo blijkt uit de aanhef. Deze Joden, die verstrooid waren over verschillende landen rond de Middellandse Zee, waren tot bekering gekomen op de pinksterdag. Dat betekende dat ze in meerdere opzichten vreemdeling waren geworden op de plaats waar zij woonden. Ds. Verschuure: „Een vreemdeling worden wij in deze wereld wanneer God ons wedergeboren doet worden uit de diepe doodsstaat en we verlost worden uit de macht van satan.”
In de brief die de bond naar koning Willem-Alexander stuurde, ging het niet alleen over vreemdelingschap. De brief refereerde ook aan de discussie die onlangs werd gevoerd over het schrappen van de zinsnede ”Bij de gratie Gods” uit de wetsaanhef. De bond wenste de koning toe bij die gratie te mogen regeren.
In de Bijbel komt het woord vreemdeling vaak voor, aldus ds. G. Bredeweg in zijn referaat. Abraham werd door God tot een vreemdeling gemaakt en de Israëlieten waren vreemdelingen in Egypte. In Exodus 22 wordt dat laatste genoemd als reden dat Israël vreemdelingen niet mocht onderdrukken. Tegelijk golden de woorden uit Numeri 15: „Enerlei wet en enerlei recht zal ulieden zijn, en de vreemdeling, die bij ulieden als vreemdeling verkeert.” De predikant noemde Job als voorbeeld van iemand die herbergzaamheid verleende: „„De vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende ik naar de weg”, zo verdedigde Job zich tegenover zijn vrienden.”
In het Oude Testament onderscheidde ds. Bredeweg drie manieren waarop het volk Israël vreemdeling was. „Lot kwelde zijn rechtvaardige ziel in Sodom. Hij moest daar door God worden uitgeleid, anders was hij ten onder gegaan. In Babel waren er ballingen die zich zo verbonden voelden met het land waarin ze waren terechtgekomen dat ze niet meer terug wilden. En er waren er die het ene moment heimwee hadden en het volgende moment ervoeren: „Hoe kleeft mijn ziel aan ’t stof.””
In het Nieuwe Testament wordt volgens ds. Bredeweg duidelijk hoe voor hen die in Christus vreemdelingen geworden zijn een geestelijk thuis wordt bereid. „De mens leeft zonder God en zonder hoop in deze wereld. Wanneer God met hem begint, is er eerst de ervaring dat hij geestelijk dakloos is. We hebben in Adam het Vaderhuis verlaten.
Maar dan komen we niet meteen bij het kruis terecht. Het begint niet met het zien van de Heere Jezus, er komt een levend Godsgemis. Er is onderscheid tussen het ontvangen van de belofte en de vervulling ervan. En er ontstaat geestelijke duisternis als we dat onderscheid niet maken. Dan trekt men de vervulling van de belofte naar zich toe voordat die gegeven is. Tegelijk kunnen zij die de belofte gekregen hebben daar niet in rusten. Zij moeten die gezegende Persoon van Christus kennen.”
Wanneer voor Gods kinderen die belofte vervuld is, worden zij vreemdelingen op aarde, aldus de Kruiningse predikant. „Als u een vrouw in een boerka ziet, weet u meteen dat u met een moslima te maken hebt. Kunnen anderen ons ook herkennen aan onze taal, onze gewoonten, de vrienden die ons omringen, de heimwee die ons drijft, de heiligmaking die ons kenmerkt? Is de taal die u uit op een verjaardag fundamenteel anders dan die van uw buurman?
Het vreemdelingschap schept verplichtingen voor deze tijd. Dat we barmhartig zijn voor vreemdelingen, is zo’n verplichting. Maar uiteindelijk moet het voor zowel vluchtelingen als voor ons gaan gelden, te mogen weten dat we een eeuwig huis bij God hebben.”