Commentaar: Nederlandse burger houdt niet van uitbouw EU
Het betonrot is begonnen, twitterde publicist Arend-Jan Boekestijn woensdagavond. Na het nee van Nederland en een dreigend vertrek van Groot-Brittannië krijgt de EU te maken met eisen van Hongaren, Tsjechen en Denen. Dat zou „het begin van het einde voor de Europese Unie” zijn, om de juichende woorden van PVV-leider Wilders te gebruiken.
Boekestijn en Wilders zullen het einde van de EU heel verschillend ervaren, maar waarschijnlijk schatten ze de situatie goed in. De Unie wordt er niet sterker op als kiezers met zo’n grote meerderheid een verdrag wegstemmen dat in de parlementen juist zo veel steun heeft gekregen. Het verzwakken van de EU was ook precies het doel van de initiatiefnemers van deze volksraadpleging.
Daarmee is het referendum van woensdag tegelijk een bewijs van datzelfde raadsel rond volksraadplegingen: het is een speeltje van linkse, vooruitstrevende politici om die beruchte kloof tussen kiezer en gekozene te dichten. Maar wie gaat er uiteindelijk met de uitslag aan de haal? Dat zijn de behoudzuchtige populisten.
Op zich waren er goede argumenten om voor te stemmen. Het Nederlandse parlement heeft veel handelsverdragen van de EU met landen ver weg goedgekeurd: van Chili tot Noorwegen. Naar de meeste verdragen heeft nooit meer een haan gekraaid. Tegen die achtergrond was er geen reden om juist bij dit verdrag de Eerste en de Tweede Kamer te corrigeren.
Maar tegen deze duidelijke uitslag valt niet te praten. Daarvoor is het verschil tussen ja en nee te groot. Ook bij deze verkiezingen bleek trouwens dat opiniepeilers zowel de opkomst als de uitslag vooraf verkeerd inschatten.
Waarom de kiezer dit verdag met Oekraïne niet vertrouwt, is de vraag waarop geen antwoord komt. De een is tegen alles waar EU-sterren op staan, de ander is bang voor Oekraïense migranten, en een derde vindt het fantastisch om ”tegen” te kunnen roepen.
Dit resultaat is ook een overwinning voor Rusland. Thierry Baudet gaf in zijn tegencampagne blijk van een wel zeer vredelievende (en tegelijk afwijkende) inschatting van het Kremlin. Rusland aast niet op grondgebied, zegt hij, ondanks wat er de afgelopen jaren in Oost-Oekraïne is gebeurd. Dat 61 procent van de kiezers met deze merkwaardige opvatting lijkt in te stemmen, geeft te denken.
Voor de Nederlandse regering is deze uitslag pijnlijk. Ons land is een van de grondleggers van de Europese Unie. Bovendien is Nederland momenteel voorzitter van de EU, hoewel dat tegenwoordig niet meer zo veel voorstelt. Het is nu de tweede keer dat de kiezer Den Haag in verlegenheid brengt door tegen een EU-verdrag te stemmen. In 2005 gebeurde dat rond de zogeheten grondwet.
Dit maakt duidelijk dat de Nederlandse burger niet houdt van de (uitbouw van de) Europese Unie. Politici mogen dat anders zien, maar zullen hier degelijk rekening mee moeten houden. De opmerking van premier Rutte dat Nederland dit verdrag dus „niet zonder meer kan ratificeren” is daarom een verstandig begin. Maar daar kan het niet bij blijven.
En daarmee is het tijd voor een fundamenteel debat over de toekomst van Europa.