Biografie van zendingszuster Moesje Alt gepresenteerd
APELDOORN. ”Ancilla Domini” staat er op de grafsteen van zendelinge en dichteres Margot Alt (1883-1962). Een ”dienstmaagd des Heeren” wilde Moesje Alt, zoals ze bekend werd, inderdaad zijn, zo blijkt uit de biografie die vrijdagavond in Arnhem wordt gepresenteerd.
Het meest bekend is Margot Alt van haar bundel ”Glorieklokken”. Liederen als ”Lichtstad met uw paarlen poorten”, de Nederlandse vertaling van het lied ”Voorwaarts Christenstrijders” en ”Ik wandel in het licht met Jezus” zijn van de hand van deze zendingszuster. Ze worden nog altijd veelvuldig gezongen.
Toch is Alt veel meer dan de dichteres van een zangbundel. Ze is ook van grote betekenis geweest voor het ontstaan en de ontwikkeling van de pinksterbeweging in Nederlands-Indië, laat biograaf prof. dr. Cees van der Laan zien in ”Moesje Alt – 50 jaar zendelinge in Nederlands-Indië” (uit. Van Wijnen, 280 blz.).
De emeritus hoogleraar pentecostalisme aan de Vrije Universiteit verzamelde voor zover mogelijk alle geschriften die Alt schreef en publiceerde, waaronder een autobiografie, dichtbundels, theologische werken en 31 jaargangen van het blad Gouden Schoven, dat ze vanuit Indonesië redigeerde.
Ook ging Van der Laan op zoek naar de vele handgeschreven eigendommen van de zendingszuster, waaronder brieven, dagboeken met onderstrepingen en Bijbels met aantekeningen en preeknotities. Tal van foto’s verluchten het boek.
Geestelijke moeder
Margretha Adriana Alt groeit samen met haar broer Bram op in Den Haag, bij haar grootouders. In 1903 vertrekt ze naar Java, waar ze als kinderjuffrouw en later verpleegster gaat werken. Op haar 24e maakt ze een bekeringservaring mee, waarna ze zich aansluit bij de zevendedagsbaptisten. Ze verbreekt haar verloving met de ongelovige Dirk de Visser Smits en gaat in een armenkolonie op Java als zendingszuster aan de slag. Moeder wordt ze nooit, maar als pleegmoeder en zendelinge is ze voor velen een geestelijke moeder, aldus haar biograaf. Het levert haar de bijnaam ”Moesje” op.
Alt blijft onafgebroken 58 jaar in Nederlands-Indië, niet alleen op Java maar na de oorlog en de kampen ook in Manokwari in Nederlands-Nieuw-Guinea. Ze is inmiddels overgegaan naar de pinksterbeweging en vervult binnen die beweging een leidende rol. Door haar geschriften en zangbundels werkt die invloed ook door in Nederland.
In oktober 1961 zet Alt weer voet aan Nederlandse wal. Ze spreekt her en der in pinkstergemeenten. In Arnhem zet ze nog een nieuwe afdeling van de Pinksterzending op. Maar dan gaat haar gezondheid snel achteruit, waarna ze in maart 1962 op 78-jarige leeftijd in Arnhem overlijdt.
Volgens prof. Van der Laan was Alt een „bijzondere vrouw”, die zich „bescheiden en vastberaden” presenteerde. Tegelijk was ze „een voortreffelijk voorbeeld van hoe een vroege pinksterpionier dacht en handelde.”
Op „ontelbare mensen” maakte ze een „onuitwisbare indruk”, aldus de biograaf. Haar invloed was volgens hem groot. „Door haar bladen, boeken, zangbundel, dagboekje, en de gemeenten door haar gesticht, is haar invloed veel groter dan het geografisch gebied dat zij bereisd heeft.”