De nieuwe refo: Een behoudend volkje
Hoe staan jongvolwassenen uit orthodox-christelijke kring anno 2016 in het leven? Wat kenmerkt de nieuwe refogeneratie? Een onderzoek van het Reformatorisch Dagblad onder 1100 mensen van 26 tot en met 40 jaar licht een tipje van de sluier op.
Een behoudend volkje
Ontegenzeggelijk hebben jongvolwassen reformatorischen veel met elkaar gemeen, blijkt uit het RD-onderzoek. Zo stemmen ze massaal SGP, hechten ze sterk aan kerkgang op zondag, wijzen ze een homoseksuele relatie in grote meerderheid af. Je zou de nieuwe refogeneratie een behoudend volkje kunnen noemen.
De neuzen staan niet in alles dezelfde kant op. Wat typeert de nieuwe refo’s? Waarin verschillen ze met eerdere generaties uit de gereformeerde gezindte? Een verkenning aan de hand van acht thema’s.
1. Kerkgang
Het overgrote deel van de nieuwe refogeneratie, 88 procent, voelt zich (min of meer) thuis in de eigen plaatselijke gemeente.
Wel veranderde een aanzienlijk deel ooit van kerk. Van de geënquêteerden ging 39 procent naar een ander kerkverband. Voor ook 39 procent van de overstappers was de inhoud van de prediking de belangrijkste reden voor hun verandering van kerk.
Kwesties rond kerkkeuze brengen de pennen in beweging. Overstappers ervaren nogal eens onvrede over de kerk die ze verlieten. „Veel te veel uiterlijkheden waren belangrijk. Jezus ontbrak te veel in de prediking”, schrijft een gehuwde man, nu hersteld hervormd.
Een andere getrouwde man, nu christelijk gereformeerd, signaleerde in een vorige gemeente „lauwheid, geestelijke dorheid en traditie, waarbij leer en leven zelfs bij de predikant niet overeenstemden.” Kritisch is ook een gehuwde, hersteld hervormde man: „Wat mij keer op keer treft is een (totaal) gebrek aan reflectie op het ”kerk zijn” van reformatorische kerken en de ”onmogelijkheid” om de inhoud van de preek bespreekbaar te maken.”
Een ongehuwde vrouw, nu PKN, relativeert haar keus voor een andere kerk. „Overal is het (deels) werk van mensen en is er gebrokenheid. Ik voel me ook nog verbonden met mijn vorig kerkverband, omdat er ook mooie momenten en herinneringen zijn.”
Sommigen blijven, ondanks hun bedenkingen, bij hun kerkverband. Een moeder uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland: „Mijn kerkverband loopt niet in alles het spoor van de Bijbel, de Drie Formulieren van Enigheid en de kerk der eeuwen. Ik vind dit heel moeilijk. Tegelijkertijd is deze kerk wel de plaats waar mijn leven veranderd is. De gemeente is me lief, al voel ik me er eenzaam. Maar ik wil niet dat mijn gezin kapotgaat aan kerkdrama’s. Ik probeer mijn man en kinderen te leren om dagelijks de Bijbel te onderzoeken. Verder blijf ik maar stilletjes op mijn plekje. God kan door alle barrières heen Zijn werk volbrengen.”
2. Zondagsbesteding
Een bijzondere dag, Gods dag. Dat is de zondag voor jongvolwassen refo’s. Wel verschuiven in reformatorische kring opvattingen over en invulling van de zondag.
Uit onderzoek in 1981 van socioloog dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad, voor zijn dissertatie ”Bewaar het pand”, blijkt dat 90 procent van de ouders uit reformatorische kring het „zeer eens” en 6 procent het „een beetje eens” is met de stelling: ”Op zondag tweemaal naar de kerk gaan is onze plicht”.
In het huidige RD-onderzoek is 72 procent het „zeer eens” en 15 procent „een beetje eens” met dezelfde stelling. Kanttekening is wel dat de enquêteresultaten van toen en nu niet een-op-een met elkaar te vergelijken zijn. Zo verschillen de onderzochte leeftijdscategorieën.
Onder meer op dit punt bestaan er tussen de flanken van de gereformeerde gezindte aanzienlijke verschillen. Zo is in het huidige RD-onderzoek bijvoorbeeld 96 procent van deelnemers uit de kring van de Oud Gereformeerde Gemeenten het „zeer eens” met de stelling ”Op zondag tweemaal naar de kerk gaan is onze plicht” en 2 procent „een beetje eens”. Van de deelnemers uit de PKN (Gereformeerde Bond) is 41 procent het „zeer eens” en 32 procent het „een beetje eens” met die stelling.
In zo’n 60 procent van de reformatorische huishoudens maken mensen ook op zondag –weleens– gebruik van sociale media, zoals Facebook, WhatsApp en Snapchat.
„Ik gebruik zondag WhatsApp om met mijn vriendinnen bij te praten, maar ik zit niet op Facebook uitgebreid het nieuws te lezen en te scrollen”, zegt een gehuwde vrouw uit de Christelijke Gereformeerde Kerken.
Een gehuwde man uit de Gereformeerde Gemeenten: „Ik ben een groot voorstander van het besteden van de zondag in dienst van de Heere. Tegelijkertijd besef ik dat onze strikte invulling niet in alle culturen herkenning oproept.”
3. Mediagebruik
Tv-kijken is in refokring geen taboe meer. Anno 2016 kijkt een ruime meerderheid (74 procent) van de nieuwe refogeneratie tal van tv-programma’s, vaak via internet.
Over het kijken van films en het volgen van tv-series zegt een gehuwde man uit de Gereformeerde Gemeenten: „Ik vind dat er enerzijds te negatief over films en series wordt gesproken als je dat vergelijkt met de alom geaccepteerde romans van twijfelachtige (christelijke) allure. Anderzijds voel ik mezelf wel hypocriet als het gaat om mijn hang naar mooie verhalen in films en series, want ik weet dat ze met regelmaat afwijken van een christelijk leven. Dat kan mij wellicht verkeerd beïnvloeden.”
Een ongehuwde man uit de Oud Gereformeerde Gemeenten schrijft: „Er wordt vaak met twee maten gemeten. Het is bekrompen dat sommigen tegen televisie zijn, maar vervolgens via internet alles bekijken wat los en vast zit.”
4. Politiek
De SGP is veruit favoriet bij de nieuwe refogeneratie. Van de deelnemers aan het onderzoek zegt 82 procent voor de staatkundig gereformeerden te kiezen als er binnenkort Tweede Kamerverkiezingen zouden zijn. Op de tweede plaats staat de ChristenUnie met 13 procent, derde is het CDA met 2 procent. Op de PVV stemt 1 procent. De rest stemt niet of op een andere partij.
Diverse mensen prijzen het optreden van staatkundig gereformeerden. „De actie tegen Second Love vond ik geweldig”, zegt een moeder uit de Gereformeerde Gemeenten. Ze doelt op het verzet van de partij tegen datingsites die overspel aanmoedigen. „Het optreden in de media is op een heel zuivere toon gedaan.” Een gehuwde man uit de Gereformeerde Gemeenten schrijft: „De SGP weet feeling met de achterban te houden, door het fundament niet te veranderen, maar wel mee te gaan met de tijd. Dat is zeker op het politieke toneel noodzakelijk.”
Toch is niet iedereen tevreden. „Ik mis bij de SGP vaak het bevorderen van openbare zedelijkheid en het tegengaan van valse godsdiensten, godslastering, topsport, het kritisch zijn op moderne cultuur”, schrijft een ongehuwde man uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Een gehuwde man uit de Gereformeerde Gemeenten: „We missen het: „Alzo spreekt de Heere” in de Tweede Kamer. Maar dat is makkelijk gezegd. Ik moet bij mezelf beginnen. Wat doe ik op mijn werk en in mijn leefomgeving?”
5. Gezinsvorming
Van de nieuwe refogeneratie wijst 92 procent ongehuwd samenwonen af. Een oud gereformeerde moeder van zes kinderen: „Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen. Die wijsheid van de Heere om een huwelijk in te stellen is zo ontzaglijk groot! Als je samen langer gehuwd mag zijn, ga je de diepte er een klein beetje van inzien.”
Over het gebruik van voorbehoedsmiddelen zijn de meningen verdeeld. Zo vindt 63 procent het (min of meer) verantwoord om de gezinsgrootte beperkt te houden, bijvoorbeeld door gebruik van voorbehoedsmiddelen.
Er bestaat een fors verschil met 35 jaar geleden. Toen vond in het onderzoek van Janse 11,5 procent het (min of meer) verantwoord om de gezinsgrootte beperkt te houden.
Diverse deelnemers spreken in het huidige RD-onderzoek van een gevoelig thema en bepleiten afhankelijkheid van God.
Een gehuwde man (Gereformeerde Gemeenten): „Onze wens is een groot gezin, geen aantallen.” Een moeder (PKN, Gereformeerde Bond): „Vanwege psychische omstandigheden hebben we helaas een keuze moeten maken, in gebed worstelend naar Gods plan.”
6. Homoseksualiteit
Kwesties rond homoseksualiteit maken de tongen los. Mensen reageren uiteenlopend op de stelling ”Homo’s worden door kerken in de gereformeerde gezindte in voldoende mate geaccepteerd”.
Eensgezind is de nieuwe refogeneratie over de vraag of een homo zijn seksuele geaardheid mag praktiseren. Een overgrote meerderheid van 93 procent vindt dat dat niet kan.
Menigeen schrijft met schroom over dit thema. „Dit blijft een vreselijk moeilijk en teer onderwerp”, schrijft een gehuwde vrouw (PKN, Gereformeerde Bond). „Het is makkelijk praten als je zelf niet met die geaardheid bent geboren.”
Een gehuwde vrouw (HHK) stelt: „Ik maak in mijn directe familie mee dat er wordt geworsteld met het hebben van homofiele gevoelens. En dan is een pasklaar antwoord niet een-twee-drie voorhanden.”
Een ongehuwde vrouw (PKN, Gereformeerde Bond): „Laten we ermee beginnen om naast de ander te gaan staan. Elk mens heeft immers behoefte aan liefde. Er is op dit gebied zo veel geoordeeld en veroordeeld.”
Anderen maken zich zorgen over te veel openheid en benadrukken dat een homoseksuele relatie als zonde moet blijven worden bestempeld. Een ongehuwde man (die „affiniteit met reformatorische baptisten” heeft): „De openheid die er nu is, gaat langzaam een wissel omzetten naar acceptatie van de zonden. We moeten zondaren liefhebben, maar de zonde haten, zoals Jezus dat deed.”
Een ongehuwde vrouw (HHK): „Ik vind dat er niet zo overdreven veel aandacht aan homo’s gegeven moet worden. De kerk is geen maatschappelijke dienst, maar moet in de eerste plaats Gods Woord uitdragen.”
7. Onderwijs
Van de reformatorische ouders kiest/koos 76 procent ervoor hun kinderen naar een reformatorische basisschool te sturen. Van de ouders die hun kroost niet op een reformatorische basisschool doen, geeft 60 procent aan dat een andere school van christelijke signatuur hun voorkeur heeft en stelt 23 procent dat er in de directe omgeving geen reformatorisch basisonderwijs is.
Ongeveer negen van de tien respondenten denken dat de bekostiging van het reformatorisch onderwijs door de overheid (op termijn) gevaar loopt. Ook vreest zo’n driekwart dat reformatorische ouders zullen worden beknot in het volgens de eigen levensovertuiging mogen opvoeden van hun kinderen.
Een moeder (Gereformeerde Gemeenten): „Wat een voorbeeld zijn de vervolgde christenen dan voor ons. ”Gij dan, zijt ook bereid” is het levensmotto geworden. Dat bid ik mijn gezin ook toe.”
Een gehuwde man (Gereformeerde Gemeenten): „De verwereldlijking binnen de gereformeerde gezindte zorgt ervoor dat principiële ouders het nog moeilijker krijgen dan nodig is. Juist het slappe dan wel lauwe gedrag van velen zorgt ervoor dat scholen van binnenuit uitgehold worden. Dat proces is allang op stoom. Dat is mogelijk nog gevaarlijker dan beleid vanuit de overheid.”
8. Omgang met andersdenkenden
Het overgrote deel van de nieuwe refogeneratie, 90 procent, is het (min of meer) eens met de stelling dat mensen met andere godsdienstige principes tot hun vrienden- en kennissenkring kunnen behoren. Een ongehuwde vrouw (Gereformeerde Gemeenten): „Aan je studie of je werk houd je ook vrienden over. Als je niet aan de Driestar studeert of bij een reformatorisch bedrijf werkt, zijn dat natuurlijk al snel atheïstische mensen. Ook met hen kun je heel veel delen: belangstelling voor creativiteit of gedachtewisselingen over de zin van het leven. Als christen wil ik genegenheid geven aan iedereen die op mijn pad komt, omdat Christus liefde heeft voor alle soorten zondaren. En dan heb je soms opeens een lesbische oud-studiegenoot in je vriendenkring.”
Een christelijke gereformeerde gehuwde man schrijft: „Er is een duidelijk verschil tussen discipelschap in de wereld en vriendschap met de wereld. Een muis bouwt zijn huis ook niet in of onder de mand van de kat. Christenen moeten zich niet zo blootstellen aan de wereld. Ook niet onder het mom van vrome excuses, waarbij mensen zich ondertussen prima op hun gemak voelen in de wereld.”
In Puntkomma maandag deel 2 in deze serie: de nieuwe refo en kerkgang.
Het RD-onderzoek
Om een beeld te krijgen van de nieuwe refogeneratie plaatste het Reformatorisch Dagblad (RD) in december 2015 een vragenlijst op de website rd.nl en op de Facebookpagina van de krant. De enquête werd ook aangekondigd in de papieren editie van het RD. Zo’n 1100 mensen van 26 tot en met 40 jaar vulden de vragenlijst geheel of gedeeltelijk in.
Over de geënquêteerden (in afgeronde procenten):
55 procent is vrouw, 45 is man.
46 procent is jonger dan 30 jaar, 54 procent zit in de leeftijdsgroep 31 tot en met 40 jaar.
1 procent heeft lager (beroeps)onderwijs als hoogst voltooide opleiding, 6 procent middelbaar onderwijs, 26 procent middelbaar beroepsonderwijs, 7 procent hoger onderwijs, 38 procent hoger beroepsonderwijs en 22 procent universitair onderwijs.
Naar verhouding veel hoger en universitair opgeleiden vulden de RD-enquête in. „Het is een bekend verschijnsel dat hoger opgeleiden eerder aan dergelijke onderzoeken meedoen dan lager opgeleiden”, zegt Arjan van der Weerd, marktonderzoeker bij het RD.
Het Reformatorisch Dagblad publiceert de komende drie weken een artikelenreeks over de enquête. Telkens staat daarbij een van de in dit artikel genoemde thema’s centraal. Eind maart volgt ter afsluiting een dubbelinterview.
Redactie: Jacomijn Ariakhah, Ben Provoost, Jakko Gunst, Johannes Visscher en Gerard ten Voorde. Met dank aan Arjan van der Weerd.