Alles schade
Filippenzen 3:8a
„Ja, gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere.”
Paulus laat in Filippenzen 3:6 op de verzekering dat hij „naar de rechtvaardigheid die in de wet is, onberispelijk” geleefd had, volgen: „Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht. Ja, gewis, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere…” (Filippenzen 3:7 en 8a).
Hoe duidelijk wordt hier door Paulus geleerd dat ieder die Christus in waarheid kent de werken van de wet nadelig acht in zoverre zij hem afleiden van het vertrouwen op Christus, op Wie hij geheel zijn zaligheid grondvesten moet, en hem daarvoor een ijdel zelfvertrouwen in de plaats doet stellen.
Paulus voegt daaraan toe dat „hij alles drek acht te zijn, opdat hij Christus mocht gewinnen en in Hem gevonden worden.” Hij bewijst daarmee dat wie op de werken vertrouwt, Christus niet gewint, noch ooit met Hem in gemeenschap zal staan. Omdat op deze waarheid de hele verborgenheid van het geloof gegrond is, zo voegt hij er nog bij dat alle eigengerechtigheid verworpen wordt. Terwijl hij zich alleen vasthoudt aan die gerechtigheid die God schenkt aan hen die vast geloven dat Hij in Christus al onze zonden gestraft heeft en voor wie Christus geworden is wijsheid van God, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing, opdat het is, gelijk geschreven is: „Die roemt, roeme in de Heere” (1 Korinthe 1:31).
Benedetto Fontanini, reformator te Mantua
(”De weldaad van Christus”, 1543)