Homeopathie geeft hoogstens placebo-effect
Homeopathie en complementaire behandelingen zijn tot op heden niet effectief gebleken, reageert Ben de Jong op dr. Seldenrijk (RD 13-2).
Met grote interesse heb ik de discussie gevolgd naar aanleiding van het artikel van de heer Vos (RD 8-2). Met name de reactie van dr. Seldenrijk (RD 13-2) vond ik opvallend en vraagt om een reactie.
Seldenrijk is duidelijk: een aantal auteurs doen de waarheid geweld aan. Dit vanwege het gebrek aan objectiviteit, een ”associatieve benadering” of het verdraaien van de feiten. Hij komt dan ook tot de conclusie dat deze auteurs geen bron van verantwoorde informatie kunnen zijn en erg veel kwaad stichten met hun publicaties.
In dit licht zijn zijn opmerkingen over homeopathie en complementaire behandelingen op zijn minst verrassend te noemen. Prof. Montagnier zou bewijs hebben geleverd voor de theorie van homeopathie; zeer lage doseringen van bepaalde stoffen zouden invloed hebben op het lichaam. Montagnier zou bijvoorbeeld hebben aangetoond dat erfelijk materiaal van bacteriën (DNA) zich door middel van radiogolven kan verspreiden of worden overgebracht via water. In een interview geeft Montagnier aan dat er geen bewijs is dat dit fenomeen kan leiden tot ziekte. Daarnaast is niet duidelijk of behandeling van ziekten met behulp van deze theorie leidt tot afname van klachten. Ten slotte was het effect niet aanwezig in de zeer lage concentraties zoals gebruikelijk in homeopathische middelen.
Opvallend is dat andere onderzoekers de bevindingen van Montagnier en geestverwanten, zoals bijvoorbeeld Benveniste, niet kunnen reproduceren of herhalen. Een in 2015 verschenen studie van de Britse Vereniging van Homeopathie concludeert dat er tot op heden geen wetenschappelijk bewijs is voor het effect van homeopathie. Vooral omdat veel onderzoek niet voldoet aan de minimale kwaliteitseisen. De uitspraak dat homeopathie een beproefde geneeswijze zou zijn, snijdt daarom geen hout.
Verder stelt dr. Seldenrijk dat de reguliere geneeskunde niets kan betekenen voor chronisch zieken. Complementaire behandelingen daarentegen wel. Volgens de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014 heeft 32 procent van de Nederlanders een chronische ziekte. De meest voorkomende ziektes zijn gewrichtsslijtage, suikerziekte en problemen met het gehoor. Kijken we naar de chronische ziektes waar patiënten het meest last van hebben dan bestaat de top drie uit psychische problemen, hart-en vaatziekten en kanker.
De geconstateerde stijging van het aantal zieke mensen zal de aankomende jaren waarschijnlijk doorzetten. Een van de oorzaken van deze stijging zijn verbeteringen in de zorg. Onder andere betere behandelingen maken dat mensen met chronische ziekten langer leven. De sterfte aan kanker is bijvoorbeeld duidelijk afgenomen. Inmiddels geneest 60 procent van alle kankerpatiënten. Daarnaast is de sterfte aan hart- en vaatziekten de afgelopen decennia gehalveerd. Verder worden mensen ouder. Deze vergrijzing wordt grotendeels veroorzaakt door betere gezondheidsvoorzieningen en het voorkomen van ziekte, bijvoorbeeld door antirookmaatregelen. De positieve rol van de reguliere geneeskunde lijkt me hierin evident. Complementaire behandelingen hebben daarin geen en dan ook geen enkele rol gespeeld.
Dit roept bij mij de vraag op uit welke bronnen Seldenrijk heeft geput bij zijn ”studie” en uitwerking van het ”wetenschappelijk bewijs” voor homeopathie en complementaire behandelingen. Het beschikbare bewijs kan wat mij betreft maar tot één conclusie leiden: homeopathie en complementaire behandelingen zijn tot op heden niet effectief gebleken. Hoogstens is er sprake van een placebo-effect. Dit is een door de patiënt als positief ervaren effect op een nepmiddel of nepbehandeling. Psychologische factoren lijken hierbij een hoofdrol te spelen.
Ten slotte moeten we van de reguliere geneeskunde geen te hoge verwachtingen hebben. Als onderdeel van een gevallen wereld zullen mensen blijvend worden geconfronteerd met ziektes. Hoewel de reguliere geneeskunde (grote) vooruitgang heeft geboekt, staat zij regelmatig met lege handen. Zeker daar waar de dood zich aandient. Patiënten op zo’n moment vermoeien met vermeende effecten van alternatieve geneeskunde vind ik verwerpelijk. Dit leidt niet alleen af van de rust die nodig is om stil te staan bij het naderende einde, maar kan het lijden in sommige gevallen zelfs vergroten. In deze situaties is aandacht voor de lijdende patiënt en zijn omgeving ontzettend belangrijk.
Hoewel het al beter wordt, schiet de reguliere geneeskunde hierin nog regelmatig tekort. Dat zou de aandacht moeten krijgen; laten we de patiënt niet een ‘alternatieve worst’ voorhouden.
De auteur is internist in opleiding.