Verruiming euthanasiewet onwenselijk
In het licht van de verantwoordelijkheid van de overheid is het ongewenst om de euthanasiewet te verruimen, stelt dr. Maarten J. Verkerk.
Een groot aantal Nederlanders is voorstander van het uitbreiden van de euthanasiewet. Zij willen dat uiteindelijk elke burger zelf kan bepalen wanneer hij of zij het eigen leven beëindigt. Een aantal partijen, zoals de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) en de Coöperatie Vrije Wil, zijn voor het opheffen van het verbod op het geven van hulp bij zelfdoding en voor vrijgeven van de zogenaamde ‘laatstewilpil’. In dit licht is het opvallend dat de ”commissie van wijzen” onder leiding van Paul Schabel vandaag met een unaniem advies kwam om geen gehoor te geven aan de wens tot meer zelfbeschikkingsrecht. Ook is het opvallend dat in dit rapport uitvoerig aandacht wordt gegeven aan de taak van de overheid.
Ruimte
De commissie-Schnabel heeft van de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Veiligheid en Justitie de opdracht gekregen om advies uit te brengen over de juridische mogelijkheden en maatschappelijke dilemma’s met betrekking tot hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven ‘voltooid’ achten. De kern van het advies van de commissie-Schnabel is dat er 1) geen aanleiding is om de euthanasiewet aan te passen en 2) geen aanleiding is om de juridische mogelijkheden inzake hulp bij zelfdoding te verruimen.
De commissie heeft uitvoerig onderzoek gedaan naar het fenomeen ‘voltooid leven’. Ze heeft geconstateerd dat sommige ouderen die menen dat hun leven ‘voltooid’ is, inderdaad met tevredenheid op hun leven terugkijken. Andere ouderen die ‘klaar’ zijn met leven, hebben echter een moeitevol leven gehad. Anders gezegd, ‘voltooid leven’ is niet altijd ‘voltooid’, soms is het problematisch of zelfs mislukt.
Uit het onderzoek kwam verder naar voren dat veel ouderen die aangeven dat hun leven voltooid is, ook een stapeling van medische en niet-medische klachten hebben. Die klachten leiden tot uitzichtloos en ondraaglijk lijden in de zin van de euthanasiewet. De commissie-Schnabel heeft dan ook moeten constateren dat de huidige euthanasiewet voldoende ruimte biedt en aanpassing van de euthanasiewet daarom niet nodig is.
Aanbevelingen
Op basis van verschillende onderzoeken constateert de commissie dat de euthanasiewet goed functioneert. Toch is het opvallend dat – hoewel de euthanasiewet buiten de opdracht van de commissie valt – de commissie wel enkele aanbevelingen doet voor die wet.
Als eerste adviseert de commissie meer behoedzaamheid in de vorm van een extra consulent voor complexe gevallen, onder andere op het gebied van de psychiatrie en dementie. De commissie komt tot deze aanbeveling omdat naast de medische problematiek ook vaak sociale en zingevingsproblematiek een rol speelt.
In de tweede plaats constateert de commissie dat de Nederlandse wet geen onderscheid maakt tussen euthanasie (levensbeëindiging door een arts) en hulp bij zelfdoding (waarbij de patiënt zelf het dodelijke drankje inneemt). Toch meent de commissie dat er zowel in psychologische als in ethische zin sprake is van een verschil tussen euthanasie en hulp bij zelfdoding. Ook voor de perceptie van de arts maakt dit duidelijk verschil. De commissie stelt (zelfs) dat er mogelijk aanleiding voor twijfel over de aard en de achtergrond van het euthanasieverzoek kan rijzen als degene die euthanasie wil niet zelf de desbetreffende handeling wil verrichten (mits de patiënt het zelf kan doen).
Morele vraag
De commissie heeft zich ook bezonnen op de vraag of de juridische mogelijkheden van hulp bij zelfdoding ook verruimd zou moeten worden, zodat ouderen die niet voldoen aan de criteria van de euthanasiewet ook regie kunnen voeren over hun eigen levenseinde. De vraag naar ‘voltooid leven’ is echter niet alleen een juridische, maar ook een morele vraag. De Canadese liberaal Kevin Yuill meent zelfs dat die vraag allereerst een morele vraag is.
De commissie constateerde bij het onderzoek naar het antwoord op deze morele vraag dat er in de samenleving sprake is van tegengestelde en elkaar uitsluitende standpunten. Bij dit soort fundamentele vragen gaat het niet alleen over de opvattingen van de individuele burger of van de samenleving als geheel, maar met name om de eigen morele verantwoordelijkheid van de overheid.
Een van de morele verantwoordelijkheden van de overheid is het beschermen van het leven van elke burger; zelfs als die burger zijn eigen leven zou willen beëindigen. Vanuit de verantwoordelijkheid van de overheid is het ongewenst om de euthanasiewet te verruimen. Daarvoor zijn verschillende redenen.
Allereerst zou een wettelijke regeling van hulp bij zelfdoding in het geval van ‘voltooid leven’ als een signaal opgevat kunnen worden dat op collectief niveau de morele vraag een gepasseerd station is. Maar die vraag kan en mag nooit een gepasseerd station zijn: daarvoor is elk mensenleven te kostbaar.
In de tweede plaats zal een wettelijke mogelijkheid ook werkelijkheid worden. Burgers die een zekere leeftijd bereiken, zullen bewust of onbewust een afweging gaan maken of zij van deze optie gebruik willen maken. Ook kan het zijn dat zij door hun omgeving –bewust of onbewust– gestimuleerd zullen worden om zo’n afweging te gaan maken.
Ten slotte moet ook gedacht worden aan de bescherming van burgers die vanwege het ontbreken van morele kaders, sociale verbanden, psychische veerkracht of fysieke gezondheid extra kwetsbaar zijn. Zij hebben het recht om beschermd te worden tegen de druk of de verleiding om te kiezen voor levensbeëindiging.
Veilige samenleving
De commissie-Schnabel heeft de ministers ook geadviseerd om de mogelijkheden tot hulp bij zelfdoding niet te verruimen. Ook hier speelt de eigen verantwoordelijkheid van de overheid een belangrijke rol. Elke verruiming van de juridische mogelijkheden voor hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven als ‘voltooid’ ervaren –zoals de ‘laatstewilpil’– leidt tot een minder veilige samenleving. Onder andere vanwege het gevaar van misbruik, verkeerd gebruik, verminderde transparantie en beperkte toetsbaarheid.
Een veilige samenleving is voor elke burger van belang, voor kwetsbare ouderen letterlijk van levensbelang.
De auteur is bijzonder hoogleraar christelijke wijsbegeerte aan de universiteit Maastricht en de Technische Universiteit Eindhoven. Hij was lid van de ”commissie van wijzen” inzake ‘voltooid leven’.