„Gelukkig maken is gelukkig worden”
De Eerste en de Tweede Kamer hebben woensdag in een gezamenlijke vergadering de overleden prinses Juliana herdacht. In een stijlvolle bijeenkomst, opgeluisterd door treurmuziek met krachtige elementen, spraken premier Balkenende en de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer de aanwezigen toe.
Behalve de leden van de Staten-Generaal en de bewindslieden waren er ook andere hoogwaardigheidsbekleders: vertegenwoordigers van de Nederlandse Antillen en Aruba, de Nederlandse vertegenwoordigers in het Europees Parlement, ministers van staat, oud-premiers, ambassadeurs, commissarissen van de Koningin en leden van de Raad van State.
Na de toespraken volgde een minuut stilte. Als afsluiting speelde het Residentie Orkest, dat tussen de toespraken muziek van Elgar, Janácek en Dvorák ten gehore bracht, het Wilhelmus.
Balkenende begon zijn rede met een citaat uit de kerstboodschap van koningin Juliana in 1973: „Gelukkig maken is gelukkig worden.” Deze vijf woorden vatten volgens de minister-president het „leven en streven” van de vroegere koningin samen: „Veel liever gaf ze blijk van haar belangstelling voor anderen dan dat ze zelf in de belangstelling stond.”
Prinses Juliana zal volgens Balkenende niet voortleven als prinses. Ze heeft veel betekend voor de mensen en voor het land: „De laatste 24 jaar kenden we haar als prinses Juliana, maar ze zal in onze herinnering voortleven als koningin Juliana. Als moeder van Nederland.”
Balkenende stemde in met de typering „vorstin naast de rode loper” en memoreerde een kenmerkend voorval: „Toen ze tijdens een bezoek aan de Kinkerbuurt in Amsterdam een opgeknapte woning zou gaan bekijken, belde ze resoluut aan bij de buren. Tegen de vrouw die opendeed, zei ze: „Goedemorgen, ik ben de koningin. Zou ik eens bij u binnen mogen kijken?” Natuurlijk bezocht ze met alle plezier een opgeknapte woning. Maar ze wilde toch ook graag weten hoe het eruitzag bij mensen wier huis niet was gerenoveerd.”
De voorzitter van de Eerste Kamer, Timmerman-Buck, noemde de overleden vorstin „verzoenend, vastberaden, voor heel het volk.” Juliana „was ons nabij, in voor- en tegenspoed, op een wijze die ons haar in onze harten deed sluiten. Wij waren haar volk, maar tegelijk was ze onze koningin.”
Timmerman verheelde niet de moeite die Juliana had voordat ze in 1948 het koningschap van haar moeder, koningin Wilhelmina, overnam: „Zij vond na grote innerlijke strijd de moed om het koningschap te aanvaarden in -zoals ze het verwoordde- „het vertrouwen op God en in grote liefde waarmee ons volk mij tegemoet treedt.” Zij heeft op God vertrouwd, zij is geliefd gebleven. Zij heeft het koningschap niet gezocht, het koningschap heeft haar gevonden.”
De voorzitter van de Tweede Kamer, Weisglas, memoreerde de bezorgdheid van Juliana voor haar gezin tijdens de Greet Hofmans-affaire, het huwelijk van prinses Irene met de rechtse en rooms-katholieke Spanjaard Carlos Hugo de Bourbon de Parme en de Lockheed-affaire. Hij deed dat overigens zonder de zaken bij naam te noemen. Een verwijzing naar de jaartallen waarin genoemde kwesties speelden, moest voor de aanwezigen voldoende zijn.
Naar aanleiding van deze affaires roerde de kamervoorzitter ook het punt van de ministeriële verantwoordelijkheid aan. „Het was voor politici van toen niet gemakkelijk om de goede houding te vinden in die situaties. Een moeder die bezorgd is over haar gezin, laat zich niet zonder meer inpassen in bestuurlijke oplossingen. Hoewel politici op die momenten soms gevaar voor de monarchie zagen opdoemen, kunnen we achteraf zeggen dat het persoonlijke element in onze staatsvorm een verrijking is gebleken. Als was het maar om ons ervan bewust te doen zijn dat politiek en bestuur nooit volstrekt logische, rationele activiteiten kunnen zijn”, aldus Weisglas.
Met instemming citeerde de kamervoorzitter NRC-columnist J. L. Heldring, die in 1962 ter gelegenheid van haar verjaardag schreef: „Deze vrouw wordt niet alleen als koningin begrepen, maar bijna als lid van ieder huisgezin.”
Premier Balkenende sloot zijn toespraak af met de woorden die koningin Juliana in 1962 sprak, het sterfjaar van haar eigen moeder: „Wij mensen komen en gaan. Hier op aarde zijn wij in voortdurende verandering. En dat is goed. Het leven gaat door, in al zijn volheid van kansen, die voor het grijpen zijn voor wie ze maar wil zien. Pas met de dood ontlaadt zich de spanning en daar wacht ons het volmaakte, wat de prijs is waarnaar ieder leven hunkert.”