Toespraak Vice-President Raad van State
Toespraak Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk in een buitengewone vergadering bijeen op woensdag 24 maart 2004 om 14.00 uur ter nagedachtenis van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana der Nederlanden.
In 1976 sloot Koningin Juliana haar kersttoespraak af met de wens dat wij eens tegen het verleden zullen zeggen: ”dank” en tegen de toekomst: ”ja!”. Aan die woorden moest ik denken toen afgelopen zaterdag Prinses Juliana overleed en 18 uur later haar zesde achterkleinkind werd geboren.
Verschillende emoties strijden om de voorrang. Toch overheersen de gevoelens van dankbaarheid. Dankbaarheid omdat ernstiger lijden de Prinses bespaard is gebleven en zovelen warme herinneringen aan Koningin Juliana bewaren. Zij was een Koningin van haar tijd; een verleden tijd waarvoor dank op zijn plaats is. Dankbaarheid ook om de geboorte van de eerste kleinzoon van onze Koningin, haar derde kleinkind; teken van continuïteit; een ”ja” tegen de toekomst.
In de moderne geschiedenis is er geen periode met zulke grote veranderingen als de periode waarin Juliana als Prinses, als Koningin en wederom als Prinses een publieke rol vervulde. Haar leven omspant ruimschoots die korte 20e eeuw die in 1914 begon en in 1989 ten einde liep. Grote veranderingen in de wereld, in Europa, in eigen land. De Eerste Wereldoorlog; de revolutie-oproep van Troelstra; de crisistijd; de Europese dictaturen; de Tweede Wereldoorlog; de dekolonisatie; de wederopbouw; de Koude Oorlog; de verzorgingsstaat; de Europese integratie; de armoede in de wereld; de secularisatie en de emancipatie; de gijzelingen en kapingen. Prinses Juliana maakte die veranderingen vóór 1948 bewust mee. Als staatshoofd, deel van de regering en hoofd van de natie stond ze er sinds 1948 middenin. Ze werd Koningin van een gedeeltelijk ontheemd volk dat materieel, geestelijk en soms ook lichamelijk gebutst uit de Tweede Wereldoorlog kwam. Ze werd staatshoofd van een land dat zijn neutraliteit had moeten opgeven en opnieuw zijn plek in de wereld en in Europa moest bepalen. Ze was deel van de regering die veranderingen en crises moest opvangen. Ze was hoofd van een natie waarin nieuwe politieke en sociale tegenstellingen zichtbaar werden. Als Koningin heeft zij eraan bijgedragen dat al deze ingrijpende veranderingen zonder dramatische schokken konden worden opgevangen. Dat zegt iets over de Koningin zelf en over het Nederlandse koningschap.
De laatste dagen is de maatschappelijke rol van Koningin Juliana helder belicht; haar gevoel voor de menselijke maat; de zorg om het economisch, sociaal en cultureel welzijn van gewone mensen. Zij paste daarmee in de tijd van materieel herstel en sociale vernieuwing zoals die tot uiting kwam in de opbouw van de verzorgingsstaat.
Koningin Juliana was echter ook staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden en deel van de regering. Haar regering begon met de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië. Tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen kwam, vijftig jaar geleden, het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden tot stand. Suriname werd in 1975 onafhankelijk. Als staatshoofd opende zij, meer dan haar moeder, het Nederlandse venster op de veranderde wereld en liet zij de wereld kennismaken met een veranderd Nederland. Zij bereisde de wereld en ontving de wereld thuis. Ze legde dertig staatsbezoeken af en ontving vijfenveertig staatshoofden of regeringsleiders naast honderden ambassadeurs en andere vertegenwoordigers van landen en internationale organisaties. Ze sloeg alle kennis op in haar formidabele geheugen. Wat moet het moeilijk zijn geweest toen juist dat geheugen haar in de steek begon te laten. Als deel van de regering hielp ze niet minder dan 13 keer een kabinet tot stand brengen met tien verschillende minister-presidenten. Ze bewaakte daarbij de regels van het spel zoals onder meer minister-president Biesheuvel en informateur Van der Grinten ervoeren. Ze benoemde tientallen ministers en staatssecretarissen die ze het hemd van het lijf kon vragen en confronteerde met problemen en ontwikkelingen waarmee ze vanuit haar maatschappelijke contacten bekend was. Ze was, zeker, een moederlijke figuur, maar ook onverzettelijk en emotioneel. Ze had een instinctief gevoel als er iets aan de hand was of als mensen haar voor hun karretje wilden spannen. ”Ik moet niets….”.
Drieënvijftig jaar lang had eerst Prinses, later Koningin Juliana zitting in de Raad van State waarvan tweeëndertig jaar als Voorzitter.
De Raad waarin op 2 mei 1927 Prinses Juliana door haar moeder plechtig werd verwelkomd, bestond naast de Vice-President Van Leeuwen, oud-burgemeester van Amsterdam (en allergisch voor de SDAP) uit veertien leden; allen mannen, van wie één oud-minister-president, vier oud-ministers, één oud-gouverneur-generaal, één oud-Indisch bestuursambtenaar, één oud-secretaris-generaal en twee oud militairen. In leeftijd variërend van 81 tot 53 jaar, maar gemiddeld ver boven de 60. De Raad waarvan ze in 1980 als Voorzitter afscheid nam, bestond naast Vice-President Ruppert uit drieëntwintig leden van wie één vrouw; allen jurist, op twee economen, één officier en één sociaal geograaf na. Zeven oud-hoogleraren; vijf oud-Tweede Kamer leden; één oud-minister; twee oud-burgemeesters en twee oud-secretarissen-generaal. De gemiddelde leeftijd: 61 jaar.
Als Prinses nam zij regelmatig deel aan de vergaderingen van de Raad. Verschillende malen maakte ze gebruik van het recht om ”een adviserende stem” uit te brengen. De belangstelling van de Koningin voor de Raad kwam in het bijzonder tot uiting bij de herdenking van het honderd jarig bestaan van de Wet op de Raad van State in 1961, het afscheid van Vice-President Beel in 1972 en de inwerkingtreding van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen in 1976. In het, ook overigens bijzondere, jaar 1956 leidde zij als Voorzitter haar dochter Beatrix plechtig in. Plechtig, maar iets minder plechtstatig dan haar moeder in 1927 deed. In juli 1967 volgde de installatie van Prins Claus, die de Koningin daarbij als Majesteit aansprak; minder ongebruikelijk dan nu wel wordt gesuggereerd.
In alle herinneringen is de laatste dagen de gewoonheid van Koningin Juliana onderstreept. Zelf denk ik dat ze zeer óngewoon was, door haar positie, door haar opvoeding, door haar karakter. Een ”Vorstin naast de rode loper” kan alleen bestaan als er een rode loper is; zoals er alleen van het protocol kan worden afgeweken als er een protocol bestaat. Kenmerkend voor Koningin Juliana is niet zozeer haar gewoonheid maar haar authenticiteit, haar sterke morele besef, haar behoefte aan contact met mensen. ”In de wereld komt het erop aan hoe je bent en wat je uitstraalt” (Kerstmis 1979). Ze deed een moreel appèl. Er is een lijn tussen haar eerste Kersttoespraak in 1948, haar rede in de Verenigde Vergadering van het Amerikaanse Congres in 1952 en haar opstelling tegenover het gratieverzoek-Lages en de drie van Breda.
Kerstmis 1948: ”Het is mij een behoefte een groet te brengen aan allen die vandaag op Kerstmis in zorg zijn om iemand die zij lief hebben en om samen aan hen te denken die in dat verre goede land (Indonesië) aan het strijden zijn. Het kan niet anders of onze gedachten gaan ook uit naar degenen die zij daarbij tegenover zich vinden. Onze zuiverste wensen gaan naar hen allen uit”. Washington 1952: ”De kring van landen rond de Atlantische Oceaan moet het voorbeeld zien te vermijden gegeven door de landen achter het IJzeren Gordijn die hun gedachten zo hebben geconcentreerd op hun verdediging dat ze vergeten zich evenzeer te richten op hun economisch, sociaal en cultureel welzijn, laat staan op de vooruitgang van de gehele samenleving der volkeren. (……). Ik denk niet dat in een Pax Atlantica de Atlantische gemeenschap ooit een geïsoleerde groep zou kunnen worden”.
Misschien veranderde de wereld sinds 1952 meer dan de opvatting van onze Koningin.Koningin Juliana voelde zich aangesproken door de Four Freedoms die President Franklin D. Roosevelt in 1942 formuleerde: de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, de vrijwaring van nood en gebrek, het vrij zijn van angst en vrees. In 1982 werd haar als eerste de Four Freedoms Award uitgereikt die jaarlijks wordt verleend ter herinnering aan deze toespraak. De kersttoespraak 2003 van Koningin Beatrix was aan de vier vrijheden gewijd en opgedragen aan haar moeder. ”Die steeds vanuit deze overtuiging heeft geleefd”. Het was niet alleen een eerbewijs maar ook een teken van continuïteit.
Terugkijkend op de afgelopen eeuw valt op de vitaliteit van het Nederlandse koningschap waaraan Koningin Juliana haar eigen invulling heeft gegeven. Koningin van haar tijd; de tijd waarin wij opgroeiden, studeerden en onze eerste banen hadden; een voorbije tijd. Binnen dezelfde staatsrechtelijke regel van de koninklijke onschendbaarheid en ministeriële verantwoordelijkheid heeft het koningschap sinds 1848 steeds een andere invulling kunnen krijgen, aangepast aan de staatkundige en maatschappelijke ontwikkelingen. Institutionele continuïteit naast inhoudelijke variëteit. In de afgelopen eeuw is bij het aantreden van een nieuwe Koningin naast veel sympathie ook altijd twijfel geuit: ”Zou de nieuwe Koningin wel………?” Achteraf is die twijfel steeds gelogenstraft door de eigen en eigentijdse invulling die door het nieuwe staatshoofd aan het koningschap werd gegeven. Die eigen invulling vormt de kracht van het Nederlandse koningschap. Een nieuw staatshoofd is in Nederland nooit een kopie van zijn voorganger, maar de vertegenwoordiger van een nieuwe generatie met andere problemen en andere prioriteiten. Iedere nieuwe Koningin bouwt voort op wat haar voorgangster achterliet. Iedere nieuwe Koningin zoekt haar eigen evenwicht tussen menselijke nabijheid en eerbied voor het symbool; tussen formele regels en informele omgangsvormen; tussen algemene oriëntatie en persoonlijke interesse; tussen continuïteit en verandering. Iedere nieuwe Koningin wordt daarin door haar voorgangster ondersteund. Koningin Wilhelmina raadde haar dochter aan: ”Wees je zelf, doe je voorganger niet na”. Tot aan haar dood bleef ze onvoorwaardelijk achter haar dochter staan in goede en slechte tijden.
In 1995 spreekt een onbekende mevrouw Prinses Juliana aan: ”U kent mij niet, maar ik u wel, u bent namelijk heel lang mijn Koningin geweest. Ik vind het een voorrecht u nu een hand te kunnen geven en u kunnen bedanken want ik vond u altijd zo’n ontzettend fijne lieve Koningin”. ”Ach, wat aardig van u om dat te zeggen. Hoe vindt u eigenlijk mijn dochter?” ”Uw dochter vind ik een heel goede fantastische Koningin. Ze is echt een kanjer”. ”Ja, dat vind ik nu ook. Het is zo gek om dit van je eigen kind te zeggen. (….) In mijn tijd kon ik niet half wat zij nu aankan. (….) Die dynamiek die heeft ze van mijn man” (Trouw, 22 maart 2004). De trotse moeder spreekt.
Iedere nieuwe Koningin begint waar de ander ophoudt. Koningin Wilhelmina verankerde de positie van het koningschap als symbool van nationale eenheid. Koningin Juliana democratiseerde het. Dat weerklinkt ook in de inhuldigingstoespraken. Op 6 september 1948 spreekt Koningin Juliana de bekende woorden: ”Sedert eergisteren ben ik geroepen tot een taak die zo zwaar is dat niemand die zich daarin ook maar een ogenblik heeft ingedacht haar zou begeren maar ook zó mooi dat ik alleen maar zeggen kan: wie ben ik dat ik dit doen mag?” Haar regering eindigt met de eerste woorden van Koningin Beatrix in haar inhuldigingstoespraak op 30 april 1980: ”Leden van de Staten-Generaal, al wat ons volk ervaart als juist, rechtvaardig, nationaal, wordt in ons staatsbestel getoetst aan uw vertrouwen”.Deze twee uitspraken markeren de regeerperiode van Koningin Juliana.
Na 1980 wijdt Prinses Juliana zich aan hetgeen haar bijzondere interesse heeft. ”Ik ben niet een oude dame met een breikous, een poes en een kanarie”. Ze ging voor het eerst naar Israël, een oude wens. Ze reisde opnieuw naar Indonesië en naar de Nederlandse Antillen, waarmee ze een bijzondere band had. Ze was erevoorzitter van de nationale commissie voor het jaar van de gehandicapten. Met haar prachtige stem sprak ze boeken in voor de blindenbibliotheek. Ze was de voorlezende grootmoeder van vele kleinkinderen. Eén van de mooiste beelden van de vele die de afgelopen dagen te zien waren, vond ik de begroeting van de oude, steeds kleiner wordende Prinses Juliana door haar grote, blonde, oudste kleinzoon; haar beide handen op zijn schouders. Uit dat beeld sprak warmte en een grote verbondenheid van grootmoeder en kleinzoon. Het was ook een symbool, de ontmoeting van verleden en toekomst.
Onze gedachten zijn bij haar kleinkinderen en achterkleinkinderen, haar dochters en vooral bij haar man, Prins Bernhard. Hij opende voor haar de paleisdeuren naar de wereld, vulde haar aan en verwierf zich een eigen positie. In 67 jaar raakten hun levens verknoopt als de wortels van twee oude bomen; elkaar beschermend; soms in elkaars schaduw. Moge bij hen die achterblijven de dankbaarheid overheersen.
Ook wij herdenken Koningin Juliana met dankbaarheid en warmte.