„Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden.”
Een nieuwe schepsel worden is voor iedereen die zalig wordt hoogstnoodzakelijk. Want tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.

Hoe geschikt en zedig men ook is, God is enkel licht, waarheid en heiligheid. Daarom kan geen schepsel als degene die in dit licht leeft en uit de waarheid geboren is, met God gemeenschap hebben. Daarom zegt de Heere niet alleen: „Maak u een nieuw hart”, of: „Bekeert u tot Mij want waarom wilt gij sterven?” Gods uitverkoren gezant zegt ook: Zonder heiligmaking zal niemand God zien (Hebreeën 12:14).

Maar omdat de mens zelf een schepsel is, daarom kan hij zichzelf niet wederbaren of tot een nieuw schepsel formeren, evenmin als zichzelf scheppen of levend maken. Nee, dit geschiedt alleen door de uitnemende grootheid van Gods kracht, die de doden levend maakt en roept de dingen die niet zijn alsof ze er waren. Want dit heeft de Heere beloofd: „Ik zal uw hart besnijden” (Deuteronomium 30:6). „Ik zal u een nieuw hart en een nieuwe geest geven” (Ezechiël 11:19). „Ik zal Mijn wetten in uw binnenste geven” (Jeremia 31:33). „En Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen” (Ezechiël 36:27).

En daarom wordt het ook van de Heere afgebeden (Psalm 51:12). Zie, zo zijn dan alle mensen die door de genade van God hervormd worden naar Gods beeld, werkelijk nieuwe schepselen.

Dionysius Bouwman, ziekenbezoeker te IJsselstein (”De werkzaamheden van Gods gunstgenoten”, 1728)