Vernieuwing
2 Korinthe 5:17
„Zo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden.”
Wij beleven dus op deze dag ook een nieuwe verbintenis, of een vernieuwing van het verbond met de Heere, in het gebruik van het heilig avondmaal. Want wij hebben heden de Heere de hand gegeven en hebben de Heere gezworen met luider stem, in of met het hart. En Hij Die goed is, heeft tot ons gezegd: „Ik ben uw God.” Wie moet er niet over uitroepen: „Wat zal ik de Heere vergelden voor al Zijn weldaden?” (Psalm 116:2). Maar wij moeten weer zeggen: „Hadden wij nu allen maar een nieuw hart!” De Heere heeft beloofd het te geven (Ezechiël 36:26). Dan moet het niet door ons ook worden afgewezen, want Hij heeft gezegd: Zie, Ik maak alle dingen nieuw (Openbaring 21:5). En ook met de woorden van David: „Schep in mij een rein hart en vernieuw in het binnenste van mij een nieuwe Geest” (Psalm 51:12).
Zie, in onze tekst wijst Paulus ons de rechte en vernieuwde gemoedsgestalte aan om in dit nieuwe jaar, in deze nieuwe tijd en in deze nieuwe verbintenis gereed te zijn om de Heere te danken door in nieuwheid des levens voor Hem te wandelen. Dit hebben wij op hoop van Gods zegen voorgenomen te behandelen in het begin van het nieuwe jaar. Immers, de apostel stelt vast: Zo dan iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel.
Dionysius Bouwman, ziekenbezoeker te IJsselstein (”De werkzaamheden van Gods gunstgenoten”, 1728)