Ds. W. A. Zondag: Predikant rijdt op zondag in dienst van de Koning
Een oproep om op zondag vaker lopend naar de kerk te gaan strijdt niet met rijden op de rustdag door predikanten, betoogt ds. W. A. Zondag. Het doel van de verkondiging van Gods Woord heiligt de vervoersmiddelen.
In mijn artikelenserie ”Sabbatsrust op zondag” in de Saambinder heb ik onder andere de oproep gedaan aan kerkgangers om wat vaker lopend naar de kerk te komen (RD 7-12). Die oproep heeft veel reacties opgeleverd (zie o.a. RD 8-12). In diverse reacties wordt opgemerkt dat predikanten dan zelf ook het goede voorbeeld moeten geven.
Het is inderdaad een goede zaak als een predikant (of student) met bijvoorbeeld een ouderling naar de kerk wandelt. Zichtbaar voorop. „Kom, ga met ons…”
Wat mij vooral trof was de verwijzing naar het afleggen van afstanden (per auto) in verband met het vervullen van een derde dienst op zondag. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld, maar ongelijke gevallen ongelijk naar de mate waarin sprake is van ongelijkheid. Welnu, ongelijkheid is er ten aanzien van mensen die slecht ter been zijn, maar ook ten aanzien van predikanten en studenten.
Laatstgenoemden gaan niet voor eigen plezier een derde preekbeurt vervullen. Zij doen dit om vacante gemeenten bij te staan. Als bijvoorbeeld in de Gereformeerde Gemeenten studenten en predikanten geen derde diensten (meer) vervullen, zou er in met name kleine gemeenten op heel wat zondagen twee (of drie) keer leesdienst zijn. Hoewel de Heere ook in de leesdiensten met Zijn Geest wil werken, wordt het ontbreken van de levendige verkondiging van het Woord (zeker door kinderen en jonge mensen) als een gemis ervaren.
Priesters en levieten
Wat de ongelijkheid tussen predikanten en kerkgangers betreft, moet in het bijzonder worden gewezen op de woorden van de Zaligmaker. Wanneer de (hoogste) Leermeester een vraag gesteld krijgt over het feit dat Zijn discipelen aren plukken op de sabbat, wijst Hij de vraagstellers op het werk van de priesters en de levieten: „Of hebt gij niet gelezen in de Wet, dat de priesters den sabbat ontheiligen in den tempel op de sabbatdagen, en nochtans onschuldig zijn?” (Mattheüs 12:5).
Waarom waren de priesters die de offers op de sabbat brachten –dat was hard werken, het was immers het uitoefenen van het slagersvak– onschuldig? Het antwoord luidt: omdat zij het in de dienst van de Heere hebben gedaan. Voor de Koning van de Kerk, tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk.
Daarom noemde de geleerde Voetius als eerste uitzondering op het sabbatsgebod „de werken ten behoeve van de godsdienst.” Als daartoe op zondag moet worden gereisd (zelfs per trekschuit…) is dat volgens hem geoorloofd. De profeet Jesaja zingt: „Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten desgenen die het goede boodschapt, die den vrede doet horen; desgenen die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen; desgenen die tot Sion zegt: Uw God is Koning” (Jesaja 52:7). ”Voeten” die vanwege het belang der zaak vaak gebruik moeten maken van een vervoersmiddel. Het doel heiligt in dit geval de middelen.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente te Woerden.