Kerk & religie

Prof. Matthias: Voor Luther Bijbelse grammatica van grootste belang

GRONINGEN. De vraag „Bestaat God?” is grammaticaal gezien een onzinnige vraag. Toch hebben de meeste mensen een „stevig antwoord” op die vraag, constateert prof. dr. Markus Matthias.

Redactie kerk
11 December 2015 16:08Gewijzigd op 15 November 2020 23:59
Luther. Beeld RD, Henk Visscher
Luther. Beeld RD, Henk Visscher

Waarom is de vraag grammaticaal onzinnig? vroeg de hoogleraar lutherana zich vrijdagmiddag af in zijn diesrede aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Groningen. „Laten wij er nu eens van uitgaan dat bij deze vraag het woord God Zijn uniciteit impliceert. Dan staat de term God in deze zin de facto voor een individu of een naam. Maar omdat in ieder geval voor degene die deze vraag ontkennend beantwoordt God onbekend is –Hij bestaat voor hem immers niet–, vraagt hij eigenlijk of datgene bestaat wat hij niet kent.”

Prof. Matthias gaf aan geen verhandeling te willen houden „om het atheïsme belachelijk te maken. Ik wil alleen maar aantonen dat de helaas heel vaak onderschatte grammatica –ook theologisch– van het grootste belang is voor onze manier om kennis op te doen. In ons voorbeeld: hoezeer de vraag zich ook aan ons opdringt of God wel of niet bestaat, wij moeten benadrukken dat het niet mogelijk is de vraag op deze manier te stellen. Als wij namelijk zelf niet kunnen weten Wie God is, of in welke vorm een dergelijk wezen bestaat, dan zijn we afhankelijk van Gods openbaring – in Zijn Woord, de Bijbel.”

De rede die prof. Matthias uitsprak in het kader van de negende dies natalis (verjaardag) van de PThU, was getiteld ”Als God spreekt… Martin Luther over theologie als grammatica”. „Waarschijnlijk behoorde het tot Luthers meest opwindende intellectuele ervaringen dat hij in de confrontatie met zijn tegenstanders moest vaststellen dat zij –volgens hem– simpelweg niet op de grammatica van de Bijbelse teksten letten. Hoe kon het dat ontwikkelde mannen als Johann Eck of Erasmus gewoon niet zagen wat een tekst zei of juist niet zei?” Al snel besefte Luther dat de grammatica van het Hebreeuws en de Hebreeuwse taal –Gods taal– het noodzakelijk maakten op een heel andere manier over God en mens te spreken.

Voor Luther is God essentieel aanwezig in Zijn Woord, aldus de hoogleraar. De reformator kon zeggen: „God de Vader is in de goddelijken [schriften] de grammatica, want Hij geeft de woorden [en dingen]. De Zoon is de dialectica, Hij doet de orde aan de dingen zien. De Heilige Geest is de retorica. Hij bleset und treibt [blaast en drijft aan] door [ons] levend te maken.”

Dat móét ook gevolgen hebben voor de preek. Prof. Matthias: „Een preek die mij niet in het diepst van mijn hart raakt, kan niet het Woord van God verwoorden. Want, als God spreekt, zal Hij ons raken. De trotse mens zal weliswaar niet geraakt worden door het Evangelie, omdat hij denkt dat hij inderdaad al heeft wat God hem aanbiedt, maar hij zal wellicht geraakt tot ware zelfkennis kunnen worden door de juiste prediking van de wet.”

www.pthu.nl voor de volledige rede van prof. Matthias.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer