Scherpe toon in debat over architectuur refokerken
BARNEVELD. Veel van de kerkgebouwen die de laatste tijd zijn gebouwd, zijn niet van de kwaliteit die ze zouden kunnen en moeten hebben. Dat is de toon van het boek ”Vensters op refodomes. Bevindelijk gereformeerden en moderne kerkbouw”, dat woensdagavond in Barneveld wordt gepresenteerd.
Het boek is een uitwerking van het onderzoek dat het Dutch Biblebelt Netwerk in 2014 deed en van de lezingen op de studiedag over het thema die op 14 november 2014 in Utrecht werd gehouden.
Was op die studiedag de toon soms al scherp, ook in het boek (uitg. Labarum, Apeldoorn) klinkt stevige taal: „Als we op een onbevangen architectuurkritische manier naar de kerkgebouwen kijken, kunnen we zien dat ze slechts zelden een reële bijdrage leveren aan de kwaliteit van de architectuur en de gebouwde omgeving in Nederland”, stelt Mart Ros van RoosRos Architecten over het werk van collega’s zoals architect W. M. van Beijnum, die de laatste decennia de meeste nieuwe kerken realiseerde.
Kerkenraden en architecten hebben volgens Ros te weinig het besef „dat het stichten van een kerkgebouw iets meer moet betekenen dan het samenstellen van solide bouwkundige constructies voor zo weinig mogelijk geld.” Veel kerken missen de architectonische kwaliteit die van een kerkgebouw mag worden verwacht”, vindt Ros.
Kritiek heeft hij ook op de situering van veel kerken, en met name die van de Barneveldse gereformeerde gemeente in Nederland en de gereformeerde gemeente Barneveld-Zuid. Ros vindt dat er te vaak sprake is van „contextloze situering van grote kerken in het open buitengebied”, of „op schijnbaar willekeurige posities in de dorpen.”
Hoe moet het dan wel? „De christelijke gemeente zal, ook als het gaat om het kerkgebouw, antwoord moeten geven op de vraag wat kerk-zijn betekent, voor nu en voor de toekomst”, stelt Ros, die pleit voor kleinere kerken en gemeenten. Zijn bureau was betrokken bij onder meer de bouw van de kerken van de gereformeerde gemeente in Gouda –veel besproken–, Sliedrecht –aan de A15– en Ede – een grote dakpunt in de landerijen.
Ook architect en onderzoeker Hans Teerds is weinig positief over de kerkbouwgolf van de laatste jaren. De recent gebouwde kerken „zijn nogal wisselend in kwaliteit: semi-amfitheaters, hallenkerken en schuurkerken op industrieterreinen, aan de rand van dorp en stad, in een neotraditionele –soms zelfs neo-romaanse– vormtaal, of tamelijk onuitgesproken qua vorm”, vindt hij. Veel hedendaagse kerken missen sacraliteit, vindt Teerds. Kerkgebouwen moeten meer met hun vorm de boodschap van de kerkgemeenschap onderstrepen.
En er kan zo veel meer, roept Teerds uit. Er zou meer ruimte voor ontmoeting moeten zijn in en bij de kerk. „Is er naast de vergaderzalen en de crèche ook een stilteruimte die doordeweeks open is voor de buurtgemeenschap? Een kleine zijkapel die voor andersoortige vieringen kan worden gebruikt?”
Paradoxaal, noemt architectuurhistoricus Herman Wesselink het dat juist in deze tijd van ontkerkelijking er menige –grote– kerk van de grond komt. „De opleving van deze kerkbouw gedurende de afgelopen decennia weerspiegelt het zelfbewustzijn van de bevindelijk gereformeerden binnen een maatschappij die ontzuild is”, analyseert Wesselink. Tegelijk staat de ligging van veel kerken „symbool voor de geïsoleerde positie van de bevindelijk gereformeerden te midden van de rest van de samenleving.”
Wesselink is beduidend positiever over verschillende ontwerpen. „Hoewel zij uitgesproken schoonheid niet op de eerste plaats willen tonen, getuigen de kerkgebouwen van een zekere esthetiek, die doen vermoeden dat binnen de Gereformeerde Gemeenten en de Hersteld Hervormde Kerk wel degelijk een belang aan dit aspect wordt gehecht. Met andere woorden zijn de gebouwen meer dan louter functionele preekzalen.” Dr. Abraham Kuyper –die veel schreef over kerkarchitectuur– zou er tevreden over hebben kunnen zijn, denkt Wesselink.
Interessant is de vraag of Wesselinks visie over een jaar of twintig breder draagvlak vindt. Wellicht zullen bouwhistorici dan terugblikkend de zoektocht van de veelgevraagde architect Van Beijnum –zoekend „naar een balans tussen functionaliteit en uitstraling, duurzaamheid en kosten”– op hogere waarde schatten dan sommige collega’s nu doen.
In de studie beschrijft prof. dr. F. van Lieburg verder de ontwikkeling van kerkbouw in Barneveld, waar onderzoekers van het Biblebelt Netwerk veldwerk deden. Hij maakte ook een gedetailleerd overzicht van alle naoorlogse nieuwbouw van kerken in de „reformatorisch kerkverbanden.”
Johan Roeland en Anneke Pons deden onderzoek naar de visie van kerkbezoekers uit de gereformeerde gezindte op de kerk als heilige ruimte. Hoewel deze groep protestanten de kerk niet als heilig gebouw zegt te beschouwen, blijkt uit de gekozen bewoordingen wel dat zij het kerkgebouw zien als een plaats waar „Gods heilige aanwezigheid ook in de materie” wordt ervaren.
Architect Ros geeft verder een gedegen overzicht van kerkarchitectuur in met name de 20e en 21e eeuw.
Het eerste boek wordt woensdagavond aangeboden aan wethouder E. Fokkema van Barneveld. Drs. O. M. van der Tang, student aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, zal een inhoudelijke reactie geven op de studie.