Bezinning op reformatorisch onderwijs onontkoombaar
Christenen dienen niet achteraan te komen met onderwijsvernieuwingen, maar op gepaste manier mee te doen met discussies, betoogt M. Sinke.
Toen ik in 1974 op excursie was in de DDR bestond die verwenste republiek 25 jaar. Op allerlei gebouwen kon je de slogan lezen: ”Wir machen mit”. Wij doen mee om het socialistisch experiment tot een nog groter succes te maken.
Meedoen en niet aan de kant blijven staan is volgens mij ook een onopgeefbare grondpositie van het reformatorisch onderwijs. Die opvatting zal niet iedereen delen, gelet op de weergaloze weerzin tegen onderwijsvernieuwingen. Zo’n houding vind ik op zijn minst echter merkwaardig en in ieder geval opmerkelijk. Immers, je bereidt jongeren voor op de toekomst. Daarvoor leer je hun nieuwe dingen. Bovendien staat de tijd niet stil en dienen er zich steeds nieuwe zaken aan. En dat alles gaat ook nog eens steeds sneller. Tel hierbij op de nodige problemen in het onderwijs: het nog steeds hoge percentage uitvallers in het hoger beroepsonderwijs en op de universiteit, de te vroege profielkeuze voor scholieren, de motivatieproblematiek in havo-4 enzovoort. Je ontkomt kortom niet aan een grondige bezinning op een vernieuwing van het onderwijs.
Mijns inziens is de reactionaire trend gezet door de middenschooldiscussie. Tijdens een symposium in Rotterdam dinsdagavond naar aanleiding van de studie van dr. Toes (RD 2-12) stelde W. Büdgen terecht dat die discussie nooit een echte kans heeft gehad. Vanuit uitgesproken vooroordelen werden stellingen betrokken en standpunten verketterd. Vergeten werd dat ook het reformatorisch onderwijs uit is op beïnvloeding van de maatschappij. Weliswaar niet in revolutionaire zin, maar wel geleidelijk: zijn als een lichtend licht en een zoutend zout. Alsof dat geen maatschappijvernieuwing is! Noem het een fluwelen revolutie.
Ook dit is merkwaardig: wij bidden voor en hopen op bekering van onze kinderen. Dat vraagt en betekent een totale en voortdurende vernieuwing van ons leven. Dat is niet een-op-een over te brengen op het onderwijs. Echter, dat geeft wel te denken, hoewel de meningen hierover uiteenlopen. Denk aan de discussie rond christelijk leiderschap bijvoorbeeld.
Je zou als tegenargument kunnen wijzen op het cyclisch karakter van de onderwijsvernieuwingsbewegingen. Echter, de(zelfde) vragen doen zich in een nieuwe context voor en zijn derhalve toch nieuwe vragen. Daarom vind ik het terecht dat tijdens het symposium werd betoogd dat elke generatie het onderwijs grondig tegen het licht moet houden en zich moet afvragen of het huidige onderwijs nog wel voldoet. In dat licht bezien is de onderwijsagenda van staatssecretaris Dekker zo gek nog niet. Alleen is het lastige van de politiek dat een generatie daar slechts enkele jaren duurt…
Drs. Burggraaf waarschuwde voor hypes. Zeker, maar je kunt een aantal constanten in de vraagstelling verdisconteren. Grote levensvragen komen altijd weer voorbij. Dezelfde onderwerpen komen terug op catechisatie en de jeugdvereniging, zij het steeds in een ander jasje. Dat vraagt steeds opnieuw doordenking, waarbij de antwoorden dus ook anders kunnen zijn.
Hoewel er wat dat betreft niets nieuws onder de zon lijkt te zijn, is dat wel degelijk het geval. Momenteel lees ik het boek ”Digitale dementie. Hoe wij ons verstand kapotmaken” van Manfred Spitzer. De notie die bij mij blijft hangen is de volgende: We houden onze kinderen ver bij allerlei verslavingsmiddelen vandaan (roken, drinken), maar we laten hen onbelemmerd al op zeer jonge leeftijd in aanraking komen met een andere grote bron van verslaving: ict. Dit geeft in ieder geval te denken.
Mijns inziens dienen christenen niet achteraan te komen met vernieuwingen, maar op gepaste manier mee te doen met discussies. Een voorhoedepositie behoort zelfs tot de mogelijkheden, zoals passend onderwijs laat zien.
Wij christenen zijn wars van een maakbare samenleving. We pretenderen beter te weten. Dat moet bescheiden maken. Laten we daarom niet beginnen aan al te hoog gegrepen projecten zoals een eigen pedagogisch paradigma. Volsta –ook vanwege het ontbreken van voldoende draagvlak hiervoor– met enkele grondlijnen, waarbij tevens geput wordt uit verworvenheden uit andere tradities.
De eerste winst van alles zou overigens een open, onbevooroordeelde discussie zijn, te beginnen van onderaf.
De auteur is docent aan het Wartburg College (locatie Revius).