John Blackader: een rondreizende Evangeliedienaar
Het dorpje Troqueer in Kirkcudbrightshire, in het zuiden van Schotland, is een buitenwijk van de stad Dumfries. Toch heeft het zijn landschappelijke karakter nooit verloren. De plaats herinnert aan John Blackader (1615-1686), die hier op 7 juni 1653 als predikant werd bevestigd.
Negen jaar later moest Blackader zijn ambt neerleggen. Toen begon er een zwervend bestaan, vol gevaren, totdat hij in een vunzige cel op het eiland Bass Rock zijn herdersstaf voorgoed neerlegde. Deze maand is het 400 jaar geleden dat Blackader werd geboren.
Gedwongen door de overheid preekte Blackader in het kerkje van Troqueer op de laatste zondag van oktober 1662 afscheid. Hij was niet de enige predikant die dit deed. Meer dan 300 voorgangers moesten hun kerk verlaten, omdat zij de nieuwe regels van koning Charles II niet konden en wilden gehoorzamen. Deze wilde de Schotse kerk omvormen van presbyteriaans naar episcopaals bestuur en evenals in Engeland, waar hij ook koning was, in de kerk de dienst uitmaken. De kerk was niet langer vrij, maar gebonden aan koninklijke willekeur. Dat ging de covenanters –zo werden deze presbyterianen genoemd– te ver.
Huurlingen
Blackader stond die dag naar gewoonte vroeg op om te bidden en te mediteren. Een dikke mist lag over het dal van de Nith. De rivier was gezwollen door de vele regen die er gevallen was. Toen de voorganger het kerkje binnen ging, was het stampvol. Midden in de afscheidspreek kwam het bericht dat soldaten op weg waren naar Troqueer om hem te arresteren. Toen de kerk uitging, hadden ze het kerkhof omsingeld. Ze noteerden de namen van hen die van andere plaatsen gekomen waren, omdat het verboden was om de diensten in de eigen kerk te verzuimen. De predikant lieten ze met rust. Deze vermaande het volk om niet in opstand te komen. „Ga”, zei hij, „en bekommer u om uzelf. Het uur is gekomen dat de herder wordt geslagen en dat de schapen zullen verstrooid worden. Gods erfenis is een prooi geworden voor de verderver. Wanneer de getrouwe voorgangers zullen verwijderd worden, zullen huurlingen indringen, die de grote Herder nooit gezonden heeft. Ik beveel u Hem aan Die machtig is u voor struikelen te bewaren…” In de week die volgde bezocht hij zijn ‘schapen’ in hun huizen om hen te troosten.
Ze wilden hem de mond snoeren, maar dat liet hij niet gebeuren. Als hij geen dak boven het hoofd had, sprak hij in de openlucht. Omdat hij eerst nog in de pastorie woonde, wilden ze hem daar grijpen. Maar toen de soldaten kwamen was hij niet thuis. Nu probeerden ze wraak te nemen op zijn vrouw en kinderen. Maar ondanks dreigementen bleef het gezin gespaard.
Het kon niet anders of Blackader moest iedere keer een nieuwe schuilplaats zoeken om aan de handen van het ruwe soldatenvolk te ontkomen.
Blackader preekte vaak onder de open hemel. Collega-predikanten zoals John Dickson, John Welsh en Donald Cargill deden hetzelfde. De notulen van de Privy Council (geheime staatsraad) tonen aan dat tussen 1666 en 1677 door gedrukte verklaringen vier keer tot zijn arrestatie werd besloten. Vele malen ontsnapte hij aan de handen van de vervolgers. Ook bij grote samenkomsten, zoals avondmaalsvieringen in East Nisbet en andere plaatsen, konden ze hem niet grijpen. Het kwam ook voor dat militairen die eropuit gestuurd werden om de openluchtsamenkomsten te verstoren, zo onder de indruk kwamen van zijn prediking dat zij met open mond bleven luisteren.
Rotterdam
In 1678 werd de grond hem te heet onder de voeten en vluchtte Blackader naar Rotterdam. In de Schotse kerk van de Maasstad bleek het nodig te zijn dat onderlinge geschillen tussen broeders opgelost werden. Voorganger Robert MacWard had grote moeite met de stelling van zijn collega dat predikanten die toegaven aan het tirannieke Engelse bewind niet op de kansel mochten komen, als zij in de Republiek verbleven. Blackader ging met hen in gesprek en probeerde de eenheid te herstellen.
Zijn oudste zoon William ging naar de universiteit van Leiden om medicijnen te studeren. Hij werd later de persoonlijke arts van Willem III. Derde zoon Robert studeerde theologie in Utrecht. Er is een brief van zijn vader bewaard gebleven waarin hij aan MacWard de kwaliteiten van zijn zoon opsomt. Robert overleed op jeugdige leeftijd in 1689 in Veere, waar hij aan de Schotse gemeente verbonden was.
Bass Rock
In april 1681 werd Blackader in Edinburgh gearresteerd. Hij werd overgebracht naar de beruchte staatsgevangenis op het rotseiland Bass Rock, gelegen bij de kust, niet ver van de hoofdstad. Veel covenanters hebben daar vastgezeten. Vier jaar lang bleef hij daar in de kerker. Zijn gezondheid ging zienderogen achteruit. Op het laatst mocht hij vanwege zijn slechte medische toestand zijn gevangenschap in Edinburgh voortzetten. Maar zover kwam het niet. Hij stierf in januari 1686 op Bass Rock en werd begraven op het kerkhof van North Berwick, tegenover de Bass, waar zijn grafmonument nog te zien is. Een uitgebreide inscriptie siert de platte steen die rust op enkele steunpalen. De eerste regels hiervan luiden: „Gezegende John, die om Christus’ wil op Patmos werd gebonden. Zijn gevangenis werd van Bethel een Patmos Pisgah.”
Zijn naamgenoot de apostel Johannes stierf op Patmos en Aäron op de berg Pisga. Blackader stierf in gevangenschap, wat de laatste strofe van het rouwgedicht vertolkt: „De dood brak zijn boeien, en toen vlood hij snel, ontdaan van zonde en smart; en door engelen gedragen.”
Willem en Mary
De tijd van vervolging die in 1662 begon, bracht velen naar het schavot en ook werden velen in het open veld gedood. De vrede kwam twee jaar na de dood van Blackader. Toen stadhouder Willem III met honderden schepen de Noordzee overstak om het Britse volk te hulp te komen, vluchtte zijn schoonvader, koning James II. Willem en Mary werden hierop koning en koningin van Engeland. Een jaar later kregen zij ook de scepter over Schotland toegewezen. Vele Schotse migranten die naar de Nederlanden waren uitgeweken, vergezelden de stadhouder en zijn leger op weg naar Londen. Verschillenden van hen die hij in Den Haag had leren kennen, kregen vanwege hun steun en kwaliteiten hoge functies in hun vaderland toegewezen. De Glorious Revolution van 1688 was het middel om de protestantse godsdienst in Engeland en Schotland te handhaven.
Avondmaalsdienst in East Nisbet
In juni 1674 hield Blackader op verzoek van een aantal covenanters uit de Merse en Teviotdale een avondmaalsdienst in East Nisbet. Zorgvuldig werd alles voorbereid. Blackader en Riddell hadden de plaats van de viering op zaterdag bereikt. Een grote menigte was al aanwezig en wachtte met spanning op de predikanten. De satan dreigde roet in het eten te gooien, want het gerucht werd verbreid dat een bende van de militie onderweg was. Haastig werd er poolshoogte genomen en de omgeving verkend. De verstrooide schapen waren op alles voorbereid, maar zij gingen nog niet weg. Hun Meester nodigde hen tot de heilige maaltijd, die zij zo lang hadden moeten ontberen. Het weer was schitterend, maar belangrijker was dat de zegen van God op hen rustte.
„Wij gingen over tot de bediening van de heilige inzetting en gaven ons over aan de onzichtbare bescherming van de Heere der heirscharen, in Wiens Naam wij met elkaar waren samengekomen. Ons vertrouwen was op de arm van Jehova, hetwelk beter was dan de wapenen van de oorlog of de sterkte van de heuvelen. Als de God van Jakob onze Toevlucht was, dan wisten wij dat onze zaak voorspoedig zou zijn, want in Zijn gunst is meer veiligheid dan in al de middelen van verdediging, zowel in het wapentuig als in de natuur”, zo schreef Blackader in zijn dagboek.
Het volk was bij het riviertje de Whitadder bijeengekomen, omgeven door een prachtige natuur. Een blauwe lucht was als een als een koepel boven hun hoofden. Het was een „lieflijke en kalme sabbatsmorgen, veelbelovend als een van de dagen van de Zoon des mensen.” De avondmaalstafels stonden op het groene gras bij de waterkant. Het volk zat op de helling van een heuvel die van boven tot beneden met mensen bedekt was.
Uit: ”Naftali, een losgelaten hinde. De strijd en het lijden van de Schotse kerk”, L. J. van Valen, Utrecht, 1992.
Uit een preek over Psalm 126:1-2
In een preek, die hij waarschijnlijk in 1674 in de openlucht in het westen van Schotland hield, sprak Blackader de verwachting uit dat na een tijd van vervolging, de bevrijding zou komen. Hij deed dit in bescheiden bewoordingen en niet zo vrijmoedig als zijn collega Alexander Peden, die voorspelde dat de Prins van Oranje de bevrijder van de Britse rijken zou zijn.
„Het is bijna nauwelijks te geloven, want velen die hier in smart en tranen zaaien, kunnen niet zover komen om te geloven dat zij blijdschap en vreugde des harten zullen maaien. Ik wil niet zeggen, dat velen van u deze dag nooit kunnen zien, want ik ben er zeker van, dat –of u het zult meemaken of niet– onze gevangenschap zal ophouden. Zij die door de Heere zijn ontkomen om in dit tranendal te zaaien, zullen spoedig betere dagen zien. Ik twijfel er bovendien niet aan dat onze gevangenschap zal worden afgewend, hoewel wij dit niet uit de hand des Heere verdienen. Want hier is het nu een gevangenschap en deze zal worden wedergebracht (vers 1). Laten we er dan niet aan twijfelen dat Sions gevangenschap eenmaal zal worden afgewend.”
En het slot:
„Ik zal nu niet meer zeggen, maar u alleen toewensen om de woorden van de tekst te overdenken en te leven in het geloof dat de Heere onze gevangenis zal afwenden en wraak zal nemen over Zijn en onze vijanden. Volg Hem dan in de weg van plicht en moge de Heere u genade geven om geduld te beoefenen en te zien op de beloften, totdat Hij komt. Hem Die dit doen kan, zij de eer en lof voor altijd. Amen.”
Uit: ”Memoirs of Rev. John Blackader,rew Crichton”, Edinburgh, 1823.