Commentaar: Kleinere mbo-school goed voor student
Er was een tijd dat alles groter moest: scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen. Want groot is efficiënt. Het resultaat? Mega-instellingen met kolossale gebouwen en indrukwekkende aantallen leerlingen, studenten, patiënten en bewoners. In het onderwijs wordt echter al snel duidelijk dat groot ook onpersoonlijk kan zijn. Daarom verdient het voorstel van minister Bussemaker (Onderwijs) om grote mbo-colleges op te splitsen in kleinere scholen, serieuze aandacht.
Die grote mbo-colleges zijn het gevolg van een enorme fusieoperatie in de jaren negentig van de vorige eeuw. Er ontstaan roc’s (regionale opleidingen colleges) met soms meer dan 20.000 studenten. Critici die eenvoudig hun gezonde verstand gebruiken, waarschuwen direct voor de risico’s van dergelijke onderwijsfabrieken: studenten gaan gemakkelijk ten onder in de massa, met alle gevolgen van dien voor hun welbevinden en studieresultaten. Maar de voorstanders winnen de discussie met hun enthousiaste verhalen over de bestuurlijke, organisatorische en vooral financiële voordelen van grote scholen.
Zoals vaker: de wal keert het schip. De zorg van de critici wordt bewaarheid. Studenten op kolossale mbo-colleges voelen zich een nummer en missen het persoonlijke contact met hun docenten en medestudenten. Als reactie daarop gaan deze megascholen zich uit eigen beweging weer opsplitsen in kleinere. Soms krijgen die eigen namen zoals beroepencollege, vakcollege, techniekcollege of zorgcollege, om hun kleinschaligheid nog meer gezicht te geven.
Over het algemeen blijkt die verandering een gouden greep. De kwaliteit van het onderwijs verbetert, evenals het welbevinden van de studenten en hun leerprestatie. Dat is alleen maar winst, het ‘geloof’ in fusies ten spijt. Dat minister Bussemaker met haar voorstel, vandaag in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld, bij deze nieuwe trend in het onderwijs aansluit, is verstandig.
De bewindsvrouw wil dat mbo-colleges met meer dan 5000 studenten zich gaan splitsen. Dat wordt, opnieuw, een hele operatie. Het gaat om tientallen roc’s. Maar die ingreep is de moeite waard. Bovendien kunnen de mbo-colleges hun licht opsteken bij scholen die kleinschaligheid op eigen initiatief al hebben ingevoerd.
Er dreigt echter een nieuw gevaar: dat met het badwater het kind wordt weggegooid. Grote instellingen hebben ontegenzeggelijk voordelen ten opzichte van kleine: bestuurlijk, organisatorisch en financieel. Het is de uitdaging om deze voordelen te behouden en tegelijk het onderwijs te organiseren in scholen die de menselijke maat respecteren. Dat zoiets kan, bewijst de praktijk met de kleinschalige vakcolleges, die veelal deel uitmaken van een grote onderwijsinstelling.
Wat minister Bussemaker signaleert in het mbo geldt ook voor het hoger onderwijs. Hogescholen en universiteiten zouden ook eens kritisch naar hun omvang moeten kijken en de manier waarop ze hun onderwijs hebben georganiseerd. Het is veelzeggend dat university colleges het uitstekend doen, onder meer door hun kleinschaligheid.