Onzekerheid voor christenen en moslims in Birma nog niet ten einde
De democratie in Birma lijkt terug, nadat er vorige week voor het eerst in 25 jaar vrije verkiezingen werden gehouden. Voor minderheidsgroepen zoals christenen en moslims blijft de toekomst in het overwegend boeddhistische land ongewis.
Christenen in Birma zaten jarenlang in de verdachte hoek. In 1966 werden buitenlandse zendelingen het land uitgezet, omdat het militaire bewind bang was voor pottenkijkers. Bovendien namen in diezelfde tijd allerlei groepen, waaronder christelijke minderheden, de wapens op. In de ogen van de machthebbers vormden kerken potentiële verzetshaarden.
Sinds Birma in 1948 onafhankelijk werd van het Verenigd Koninkrijk, was er politieke instabiliteit. Minderheden in het land streden voor autonomie. Ondanks de dictatuur van militairen, die via twee staatsgrepen in 1962 en in 1988 aan de macht kwamen, bleef het geweld aanhouden totdat er in 2012 een wapenstilstand van kracht werd.
Etnische groepen
Birma is een etnisch ingewikkeld land. Een derde van de bevolking bestaat uit minderheden: Kachin, Karen, Chin, Mon, Rakhine en Shan. De Karen en de Kachin zijn overwegend christelijk. De geschiedenis van de protestantse kerk in Brima gaat terug tot het jaar 1813, toen de Amerikaanse baptistenzendeling Adoniram Judson naar het land kwam.
Rebellen van de Karen Nationale Unie (KNU) en de Kachin Independence Army (KIA) streden voor autonomie in het noorden van het land. De organisaties trekken sinds 2010 samen op. In 2012 waren er incidenten tussen de KNU en het regeringsleger. Daarna kwam er een wapenstilstand.
Niet alleen vanwege de betrokkenheid van christenen bij de gewapende strijd hadden kerken het jarenlang zwaar. Ook is in Birma de boeddhistische beweging 969 actief. Deze richt haar pijlen op moslims en christenen. De bouw van nieuwe bedehuizen werd onmogelijk gemaakt. Regelmatig waren er politie-invallen in kerken en werden gebouwen vernietigd.
Het militaire regime zette, mede onder invloed van groepen als 969, tot voor kort christelijke leiders zonder vorm van proces jarenlang achter de tralies. Nog steeds kunnen christelijke soldaten geld krijgen als ze zich tot het boeddhisme bekeren.
Toch zijn christenen in Birma voorzichtig optimistisch over de uitslag van de verkiezingen op 9 november. Die werden gewonnen werden door de partij van Aung San Suu Kyi. Zij houdt zich nog op de vlakte als het gaat over de positie van minderheden.
Tegenover Open Doors vertelde pastor Khalam Samson, voorzitter van de Kachin Baptist Convention, over een gesprek dat hij in 2012 had met de oppositieleider. „Ik vroeg naar haar standpunt in de etnische conflicten en de onderdrukking van christenen. Ze antwoordde dat het nog te vroeg was om daar reactie op te geven.” Toch is pastor Samson voorzichtig hoopvol. „Ik geloof dat de internationale gemeenschap zal aandringen op aandacht voor de etnische minderheden.”
Nieuwe godsdienstwet
Wie in Birma van godsdienst wil veranderen, moet dat komen uitleggen bij de overheid. Dat is de strekking van een nieuwe godsdienstwet, die het parlement van Birma in augustus aannam.
Internationale waarnemers menen dat de regering met de wet wil voorkomen dat boeddhisten overstappen naar het christendom of de islam. Bovendien probeert de Birmese regering alles te doen wat in haar macht ligt om de Rohingya’s, een islamitische minderheidsgroepering in Birma, de voet dwars te zetten. Naar schatting 130.000 Rohingya’s zijn vanwege de onderdrukking van moslims in Birma in de afgelopen jaren al naar het buitenland gevlucht.
Via de wet kunnen ook mensen worden aangepakt die anderen beïnvloeden om over te gaan naar een nieuwe godsdienst. Overtreders kunnen tot twee jaar gevangenisstraf en een geldboete krijgen.
Van de 51,4 miljoen Birmezen is 87 procent boeddhist, 5,5 procent christen en 3,6 procent moslim.