Bezinning op opvoeding decadentieprobleem
Bezinning op de opvoeding is zeker geen garantie voor het verbeteren van de opvoeding, stelt J. N. Mouthaan.
Van tijd tot tijd wordt er uiting gegeven aan het verlangen om te komen tot een gereformeerde pedagogiek voor het reformatorisch onderwijs. Het meest recente voorbeeld hiervan is de oproep van dr. R. Toes. Toes riep ter gelegenheid van zijn promotie op tot het formuleren van een bescheiden gereformeerde pedagogiek (RD 27-10). Drs. L. N. Rottier haakte op dit punt in en onderstreepte de noodzaak van zo’n gereformeerde pedagogiek. Als kanttekening stelde hij wel dat deze pedagogiek niet opgevat moet worden als een „gezaghebbend woord” dat door alle scholen gevolgd moet worden (RD 3-11). Bij deze oproep wil ik enkele opmerkingen maken.
De uitdrukking ”gereformeerde pedagogiek” is dubbelzinnig. Als men een samenhangend pedagogisch systeem voor ogen heeft, dan is het de vraag of het reformatorisch onderwijs daar veel aan heeft. Het nadeel van zo’n systeem is dat de acceptatie ervan een ‘alles of niets’-kwestie is. Daarnaast, de hang naar een pedagogisch systeem was de meeste christelijke pedagogen vreemd. Een van de eerste Nederlandse hoogleraren pedagogiek, J. H. Gunning Wzn. (1859-1951), schrijft daarover het volgende: „En ik wil er wel voor uitkomen, dat al ben ik wat de wetenschap der pedagogiek betreft een eclecticus van ’t zuiverste water (…) ik wel degelijk een vaste poolster ken en een kompas meen te bezitten, waarmede ik het scheepje van mijn opvoedkunde een vaste koers vermag te geven.” Voor Gunning is deze ‘vaste poolster’ het christelijk geloof. Zo beschouwd is er geen behoefte aan een uitgewerkt pedagogisch systeem. Allereerst is helderheid over de beginselen noodzakelijk, vervolgens kan er in concrete opvoedingssituaties op eclectische wijze een weg gezocht worden door de visies, mogelijkheden en oplossingen heen. Het theologische fundament van een dergelijke aanpak is overigens te vinden in de algemene genade. Terecht heeft P. L. Rouwendal deze gedachtegang in de discussie over het mensbeeld geïntroduceerd (RD 10-11).
Met ”gereformeerde pedagogiek” kan ook bedoeld worden een uiteenzetting van de gereformeerde beginselen voor de pedagogische bezinning. Daar heeft het reformatorisch onderwijs wel baat bij. Ook hierbij een kanttekening. Van de fundamentele pedagogische vragen kan moeilijk gezegd worden dat ze nieuw zijn. Het optimistisch mensbeeld in de pedagogiek is al bekend sinds Rousseau. Daarnaast, er ligt al zo veel literatuur dat deze fundamentele vragen stelt en beantwoordt. Gunning schrijft ergens dat de roep om bezinning op opvoeding een decadentieprobleem is. In tijden dat het niet goed gaat met de opvoeding, roept men om bezinning daarop. Is dat ook niet het geval bij de roep om een gereformeerde pedagogiek? Schuilt hierin niet misschien een nog veel dieper probleem?
Bezinning is niet alles. Bavinck schrijft zo heel ontnuchterend dat de ervaring leert dat er ouders zijn die nooit hebben nagedacht over de opvoeding en toch hun kinderen een goede opvoeding hebben gegeven. Daartegenover zijn er geleerde pedagogen die in de praktijk zeer onhandig bleken in de opvoeding. Bezinning op de opvoeding is zeker geen garantie voor het verbeteren van de opvoeding. De gedachte dat bezinning ons uit de impasse zal helpen, is ten diepste pelagiaans: beter weten houdt niet zonder meer beter handelen in. Daarnaast doet het ook geen recht aan de vele leerkrachten die bewust of onbewust handelen volgens gereformeerde uitgangspunten.
Misschien is de les van het proefschrift van dr. Toes niet dat we een gereformeerde pedagogiek node ontbeerden en ontberen, maar vooral dat de gereformeerde principes over de hele linie in het denken over reformatorisch onderwijs te weinig verinnerlijkt waren en zijn.
De auteur is leraar godsdienst op het Driestar College in Gouda.