„Gebruik sociale media voor contact met jeugd”
GOUDA. Wie is de jongere die ik voor me heb en wie ben ik als leidinggevende? Mensen die met jongeren werken moeten zich die vragen stellen om doeners in de kerk te kunnen bereiken.
In Gouda werd donderdag de cursus ”Doeners in de kerk” gegeven voor leidinggevenden. Het thema werd op de kaart gezet tijdens een symposium in november 2013, waarna Driestar educatief, Erdee Media Groep en het Landelijk Contact Jeugdwerk (LCJ) een jaar later besloten de stuurgroep ”Doeners in de kerk” te vormen. Daarbij werden zes jeugdwerkorganisaties betrokken. Donderdag presenteerden leden van de stuurgroep drie praktische handleidingen.
„Wees u ervan bewust dat mensen verschillen. Er zijn denkers, dromers, beslissers en doeners”, zei dr. Elsbeth Visser, onderwijsadviseur en docent bij Driestar educatief. Denkers nemen dingen waar en gaan redeneren. Dromers kijken eerst naar anderen en gaan daarna aan de slag. Beslissers gaan gestructureerd te werk. Doeners leren door ervaringen op te doen en komen doorgaans snel tot actie. Visser reikte diverse werkvormen aan om doeners te bereiken.
Joop Noordzij, docent Nederlands en geschiedenis aan het Wartburg College in Rotterdam, presenteerde werkvormen om relaties aan te gaan en te onderhouden. In de omgang met doeners is het belangrijk goed te communiceren, zei hij. Reformatorische jongeren gebruiken sociale media: 60 procent zit op Facebook, 47 procent op Instagram. „Als leidinggevende moet je hen dus via sociale media bereiken. Je moet meedoen, anders verlies je de jongeren.”
Volgens Sandor van Leeuwen, docent Nederlands aan het Wartburg, moeten leidinggevenden doeners de weg wijzen met behulp van beeldspraak. „Vind een nieuwe route naar oude schatten. Poets Bijbelse beelden op en laat deze glanzen.”
Een verenigingsavond zit volgens Van Leeuwen maar al te vaak bomvol kennis. „God schiep mensen echter niet alleen met een hoofd, maar ook met een hart en twee handen.” Volgens de docent geldt het voor kerk, club en klas dat kennisoverdracht niet voldoende is. „Wie de lat voor een leerling te hoog of te laag legt, doet de Schepper en het schepsel tekort.”