Dat blijkt uit het onderzoek ”Religieuze betrokkenheid van bevolkingsgroepen” door Hans Schmeets van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Carly van Mensvoort van de Radboud Universiteit Nijmegen. Een verkort verslag hiervan is gepubliceerd in het nieuwste nummer van Demos, een bulletin over bevolking en samenleving.

Schmeets en Van Mensvoort maakten voor hun onderzoek gebruik van gegevens uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB), waaraan tussen 2010 en 2014 zo’n 460.000 mensen meededen.

Was in 1909 95 procent van alle Nederlanders kerkelijk –behorend tot een kerkelijke gezindte of andere levensbeschouwelijke groepering–, in 2014 is dat aandeel gedaald naar 51 procent. De kerkelijke betrokkenheid van vrouwen ligt in de periode 2010-2014 5 procent hoger dan die van mannen. Worden de verschillen uitgesplitst naar leeftijd, dan blijkt dat boven de 55 jaar de kerkelijke betrokkenheid van Nederlanders sterk toeneemt. Onder 75-plussers is meer dan 70 procent kerkelijk betrokken.

Van alle kerkelijke Nederlanders is 24,4 procent rooms-katholiek, 15,8 procent protestants, 4,9 procent islamitisch. Verder rekent 
5,7 procent zich tot een andere kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groep: 0,1 procent is jood, 0,6 procent hindoe en 
0,5 procent boeddhist.

De protestanten worden in de Enquête Beroepsbevolking opgesplitst in drie groepen: ”Nederlands hervormd”, ”gereformeerd” en ”Protestantse Kerk in Nederland”. De onderzoekers noemen deze verdeling „opmerkelijk aangezien de hervormde en gereformeerde kerken –samen met de lutherse kerk– in 2004 bijna allemaal zijn opgegaan in een gemeenschappelijke kerk: de PKN.” Tussen de diverse reformatorische kerken is in de enquête geen onderscheid gemaakt.

Niet alleen de kerkelijke betrokkenheid, maar ook de kerkgang nam af in de laatste decennia. In 1973 ging 37 procent van de Nederlanders ten minste één keer per maand naar een dienst, in 2010 was dat 18 procent en in 2014 16 procent.

”Gereformeerden” gaan het meest regelmatig naar de kerk, zo bleek. Twee derde van hen bezoekt ten minste één keer per maand een dienst. Van de ”PKN’ers” doet ruim de helft dat, en van de ”hervormden” 30 procent. Onder rooms-katholieken ligt de frequentie veel lager: 18 procent bezoekt eens per maand een mis.

Bij een vergelijking tussen de regio’s bleek dat Groningen met 
34 procent het laagste aantal kerkelijk betrokkenen telt en Limburg met 75 procent het hoogste. In Zeeland bezoeken de meeste mensen eens per maand een dienst: 25 procent. In Overijssel, Flevoland, Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland ligt dat percentage op 20 procent. In Groningen, Friesland en Drenthe bezoekt 16 of 17 procent regelmatig een kerk, synagoge of moskee. In Limburg –de provincie met de grootste kerkelijke betrokkenheid– is dat 14 procent. Noord-Holland en Noord-Brabant sluiten de rij met respectievelijk 12 en 11 procent. Deze gegevens zijn ook uitgesplitst naar gemeenten (zie afbeelding). Hierdoor is goed te zien dat mensen op de Biblebelt het regelmatigst een kerk bezoeken, stelt de studie.