Kerk & religie

Max van der Klooster: Ik geloof in roeping én leiding

Max van der Klooster (59) is een man van tegenstellingen. Opgegroeid in de sfeer van de gezelschappen is hij nu lid van het synodebestuur –moderamen– van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). „Maar op zaterdagavond zit ik steevast in Strijensas onder het gehoor van predikanten uit onder andere de Hersteld Hervormde Kerk.”

23 October 2015 20:54Gewijzigd op 15 November 2020 22:47

Hij is punctueel. De plaats van ontmoeting wordt per mail bijna tot op de vierkante meter nauwkeurig omschreven. Als hij een paar minuten te laat komt aanlopen, volgt er eerst een uitgebreide verontschuldiging. Het tekent Max van der Klooster misschien wel meer dan een foto.

Zijn vader was een handwerksman, zoals hij het zelf noemt. Iemand die zich op latere leeftijd nog omschoolde en vond dat zijn kinderen moesten studeren. Max koos op het allerlaatste moment voor een rechtenstudie omdat hij met een studie Frans of Nederlands docent zou moeten worden. „En dat moest ik de leerlingen toch maar niet aandoen.”

Inmiddels is hij hoofd van de juridische afdeling van het Rijksvastgoedbedrijf, een organisatie die bijna alle gebouwen van het Rijk beheert. Als straks het Binnenhof op de schop gaat, is het aan Van der Klooster en zijn collega’s om dat mammoetproject juridisch zo te begeleiden dat de overheid gaandeweg niet voor onaangename ver­rassingen komt te staan.

Ooit was hij een man van de punt en de komma, zegt hij zelf. „Maar dat is in de loop van de tijd wel veranderd. Gewoon, door de ervaringen die je opdoet in het leven. Ik leerde dat je hoofd- en bijzaken moet scheiden.”

Geloof en kerk behoren voor Van der Klooster overduidelijk tot dé hoofdzaken van zijn leven. „Ik ben opgegroeid in de Hervormde vereniging Calvijn in Dordrecht. Een bestuur met hervormde ambtsdragers belegde vanaf 1903 samenkomsten ter verbreiding van de gereformeerde waarheid, op andere tijdstippen dan de kerkdiensten van de nogal vrijzinnige predikanten. ”Calvijn” ontwikkelde zich echter tot een geheel zelfstandige kerkelijke gemeente. Mijn schoonvader, Edelman, was daarvan jarenlang voorganger. Hij was ooit atheïst, maar door gesprekken met ds. L. Vroegindeweij kwam hij tot geloof. Hij wilde geen dominee worden omdat hij bang was voor hoogmoed. Maar later bediende hij in ”Calvijn” wel de sacramenten. En zowel voor de doop als voor het heilig avondmaal trok hij één lijn: deelname was alleen mogelijk voor ware gelovigen. Vandaar ook dat ik niet gedoopt werd, omdat mijn ouders daar niet de vrijmoedigheid voor hadden. Mijn vrouw, een dochter van Edelman, was wel gedoopt.”

Max bezocht de reformatorische basisschool. Maar vervolgens kwam hij terecht op het Christelijk Lyceum in Dordrecht. „En dat was voor mij best wel een cultuurschok, omdat ik echt dacht dat alleen bij de groep ”Calvijn” de waarheid te vinden was.”

Na Edelmans overlijden gingen Max en zijn vrouw rondzoeken. „We kwamen bij de gereformeerde gemeenten terecht en hebben daar zo’n zes jaar gekerkt. We werden er geen lid, we bleven gasten.”

Was de hervormde gemeente niet in beeld? U was immers opgegroeid in de Hervórmde vereniging Calvijn?

Lachend: „Het klinkt heel raar, maar hervormden waren voor ons heidenen. Dat was geen optie. Totdat we een keer een dienst bezochten van ds. J. C. de Groot, die net in Dordrecht was bevestigd. Toen zeiden we tegen elkaar: Dit is het. Precies de leer zoals die geleerd werd door iemand als Edelman, maar dan in een kerkelijk kader.

We gingen er vaker naar de kerk en gaandeweg werd ons duidelijk dat we ons bij de hervormde gemeente moesten aansluiten. Ik abonneerde me op het blad Het Gekrookte Riet en bezocht alle bijeenkomsten in de omgeving waar predikanten uit die kring voorgingen.

Toen ik 39 jaar was en dacht dat het 
voor mij nooit meer zou kunnen, kwam 
ik tot geloof onder een preek van ds. W. J. op ’t Hof. Ook met ds. Tj. de Jong was er, tot zijn overlijden, een bijzonder goede band.”

Maar u was niet gedoopt.

„Nee. We zijn toen op belijdeniscatechisatie gegaan bij ds. De Groot en ds. P. Molenaar, die nu in Lunteren woont. Na het doen van belijdenis van mijn vrouw en mij ben ik gedoopt, samen met drie van mijn jongere kinderen.”

En toen werd u eind 2003 in de hervormde kerk gekozen tot ambtsdrager.

„Ik was zo onnozel dat ik helemaal niet in de gaten had dat ze me wilden kandideren voor ambtsdrager. Dat komt natuurlijk ook omdat ik niet opgegroeid ben met de ambtelijke structuur in de kerk.”

U nam het ambt aan.

„Als je gelooft in roeping, kun je niet echt anders. Ik werd door de gemeente en dus door God geroepen tot het ambt van ouderling. Roeping en leiding van God zie ik in mijn leven als een rode draad.”

Zacht: „Ik was de laatste ambtsdrager die in Dordrecht bevestigd werd vóór de scheuring, of voor de kerkvereniging.”

Een ambtsdrager die zeer principieel tégen die kerkvereniging was.

„Ja. Eenheid mag niet ten koste gaan van de waarheid. Dat vond ik en dat vind ik. Ik was het enige kerklid in Dordrecht dat ook als privépersoon bezwaar heeft aangetekend tegen de kerkvereniging bij de commissies die de Nederlandse Hervormde Kerk daarvoor kende. Als jurist heb ik daar ook m’n eigen zaak verdedigd en ik sta daar nog steeds achter. Die kerkvereniging vind ik een verdrietige kwestie, ook omdat een deel van de behoudende kerkleden is weggesneden. Die zitten nu in de Hersteld Hervormde Kerk.”

Toch liet u zich afvaardigen naar de classis en later ook naar de synode van die door u niet gewenste Protestantse Kerk.

„Zeker. Hoewel ik de fusie niet heb begeerd en hoewel ik die heb bestreden, vond ik in de Protestantse Kerk toch de ruimte om m’n plaats in te nemen. In die tijd hoorde ik een preek over Openbaring 1, waar het gaat over Jezus Die wandelt tussen de gouden kandelaren, het beeld van de gemeenten. En als Hij daar nog wil wandelen, zou ik Hem dan niet kunnen volgen?”

Lid zijn van de Protestantse Kerk is één ding, maar in het moderamen van de synode plaatsnemen is toch weer iets anders.

„Ik was lid van de synode toen er iemand in het synodebestuur gekozen moest worden die liefst bonder moest zijn, kerkrentmeester en afkomstig uit de Randstedelijke regio. Ik zou bijna zeggen: er was geen ontkomen aan. En nogmaals: ik geloof in roeping en in leiding, en dus was het voor mij geen vraag of ik die benoeming wel zou kunnen aannemen. Zelfs praktische problemen in relatie tot m’n werk heeft de Heere allemaal Zelf uit de weg geruimd. Tenminste: zo zie ik dat.”

En zo zit Max van der Klooster, afkomstig uit de kring van de conventikels, nu aan de moderamentafel van de Protestantse Kerk onder het voorzitterschap van een vrouwelijke predikant.

„Zeker. God heeft mij daar gebracht.”

Hoe vergaat het u daar?

„Ik vind het werk van groot belang. Dat is het eerste. Niet ik ben belangrijk, maar het werk is dat zeker wel.

Ik ben ook vaak bezwaard. Dat is allemaal niet veranderd. Er zijn in de Protestantse Kerk tal van zaken die strijden met Gods Woord. Maar er is ook veel goeds. Gods Woord is er, de belijdenis is er. En als ik geroepen word om in die kerk mijn steentje bij te dragen, dan mag ik die roeping niet verzaken. Ik ben zeer tegen pluraliteit. Maar ik ben in de loop van de tijd wel steeds meer gaan zien dat Gods werk pluriform is.”

Hij wijst naar buiten. „Kijk eens naar de natuur. Niet twee bladeren aan de boom zijn hetzelfde. Allemaal verschillende vormen en kleuren. Hoe zou het geweest zijn als God ons allemaal eenvormig, als een soort robots, had geschapen? Hij had dat kunnen doen, maar Hij heeft het niet gedaan. Pluriformiteit is van God. Ik ben er soms verbaasd over hoe God door andere mensen werkt. En hoe ik me één kan voelen met mensen die over veel zaken anders denken dan ik. Wat dat betreft, leer ik ook veel dingen als moderamenlid. Pas hadden we een grote Europese bijeenkomst van protestantse synodeleden uit tal van landen. En dat je dan toch in Christus die eenheid ervaart. Dat is bijzonder om mee te mogen maken.”

U bent hoogkerkelijk gaan denken, maar bezoekt nog steeds op zaterdagavonden bijeenkomsten waar dat hoogkerkelijke denken niet heel erg wordt gewaardeerd.

„Mensen die in Strijensas komen, zoeken persoonlijke stichting. Ik dus ook. Maar laten we wel eerlijk zijn: dat is natuurlijk geen kerk-zijn. Als risico zie ik dat het te veel is gericht op de individuele geloofs­ervaring.”

U noemt uzelf een belijdend mens. Hoe moet er volgens u omgegaan worden met predikanten die de Bijbel niet zien als het Woord van God en de belijdenis van de kerk niet erkennen?

„Predikanten die zaken uit de Bijbel loochenen of zeggen niets te hebben met onze belijdenis, moeten allereerst in gesprek met de kerkenraad. Ik was lid van het generale college voor het opzicht, maar in de gemeente ligt het primaat van de tucht, dáár worden de sleutelen van het hemelrijk gebruikt. Je hoort binnen de Gereformeerde Bond weleens de roep om de mogelijkheid te scheppen dat de landelijke kerkleiding kan optreden tegen predikanten. Ik ben daar niet zo voor. Dat ruikt erg naar de Rooms-Katholieke Kerk. Tegelijk vind ik wel dat de landelijke kerk niet mag zwijgen als er dwalingen geleerd worden. En dat doet ze ook niet. Daar ben ik dankbaar voor.”

Dus als de generale synode een rapport aanneemt waarin een dwaling wordt weersproken, ziet u dat als een vorm van tucht?

„Absoluut.”

Gechargeerd: als het rapport ”Kerk naar 2025” door de synode wordt aangenomen, komt Van der Klooster nog aan de bestuurstafel te zitten van een kerk die de bisschop een plaats geeft in haar ambtelijke structuur.

„Als die zogenaamde pastor pastorum benoemd zou worden door de dienstenorganisatie in Utrecht, dan zouden we op weg zijn richting de Romana. Maar dat is gelukkig niet zo. Hij is volledig ingebed in de ambtelijke structuur en wordt gekozen door de classis. Ik zie de voordelen van het herderlijk ingrijpen door een wijze bestuurder, al ben ik minder enthousiast dan veel anderen in de kerk.

Minder goed vind ik het dat het aantal classes tot acht wordt gereduceerd. Dat kan de veelkleurigheid in onze kerk bedreigen. Misschien is dit bezwaar te ondervangen door een ander systeem van afvaardigen te introduceren.”

U spreekt met veel waardering over uw geestelijke vrienden in de Hersteld Hervormde Kerk. Maakt u zich sterk voor toenadering tussen die kerk en de Protestantse Kerk?

„Ik laat nooit een mogelijkheid onbenut om aandacht te vragen voor de scheuring en voor mogelijkheden tot toenadering. Maar liefde moet van twee kanten komen. Gelukkig is de verhouding verbeterd, maar het is niet ondenkbaar dat de eerste generatie leidinggevenden in de Hersteld Hervormde Kerk, en misschien ook wel in de onze, door een tweede generatie opgevolgd moet zijn voor dat de pogingen tot toenadering geïntensiveerd kunnen worden. Maar ik hoop daar zeer zeker op.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer