Synode doet stap richting bezwaarden
Hervormde gemeenten waarvan de kerkenraad en de gemeente zich in meerderheid niet bij de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) willen voegen, kunnen binnen de fusiekerk de status van „hervormde gemeente van bijzondere aard” krijgen. Daarmee mogen ze zich „ten volle gebonden” weten aan de klassieke gereformeerde belijdenisgeschriften.
Met het overnemen van een voorstel van ouderling drs. M. Burggraaf deed de hervormde synode donderdag een laatste poging om de principieel bezwaarde tegenstanders van de kerkfusie binnenboord te houden. De motie kreeg 41 stemmen.
Ouderling Burggraaf deed in zijn motie een voorstel om de commissie van bijzondere zorg een extra mogelijkheid tot bemiddeling te geven. Zij zou gemeenten die na het gesprek met deze commissie niet mee kunnen met de PKN, de mogelijkheid moeten bieden, na overleg met de classis, de status van ”hervormde gemeente van bijzondere aard” te verkrijgen. Gemeenten met deze status worden ingedeeld bij een hervormde classis. Ambtsdragers en gemeenteleden van deze gemeenten komen gedurende vijf jaar niet tot de vorming van een nieuwe kerkgemeenschap die rechtspersoonlijkheid bezit. Na die vijf jaar wordt vervolgens de situatie geëvalueerd. Als de bezwaarde gemeenteleden na die periode tot de conclusie komen dat hun plaats niet in de PKN is, moet de PKN hen helpen om een eigen kerkelijk leven op te bouwen, aldus de synode-uitspraak.
Het bezwaarde synodelid ds. R. van Kooten liet weten dat de handreiking niet ver genoeg gaat. Ze biedt volgens hem geen oplossing voor hervormde gemeenten waar een minderheid zich niet bij de PKN wil voegen. „Die laat je nu stikken”, zei de predikant uit Soest, tevens bestuurslid van het Comité tot Behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk. Ook het aanbod dat hervormde gemeenten van bijzondere aard zich „ten volle” gebonden mogen weten aan de gereformeerde belijdenisgeschriften, is voor ds. Van Kooten onvoldoende. „Moeten de bezwaarden zich niet juist exclusief aan deze belijdenisgeschriften kunnen binden?” zo stelde hij vragenderwijs.
Desgevraagd zei ds. Van Kooten vrijdagmorgen dat er nog heel wat haken en ogen overblijven die met het moderamen doorgesproken moeten worden. Het moderamen heeft toegezegd het gesprek met de bezwaarden hierover vóór 1 mei te zullen aangaan.
De synode aanvaardde ook een motie van ds. G. de Fijter en ds. H. de Jong die bezwaarden oproept zich niet aan de PKN te onttrekken zolang hun geschil met de landelijke kerk nog onder de rechter is. Vorige week bleek dat 53 gemeenten naar de burgerlijke rechter zijn gegaan om een uitspraak dat zij het recht hebben te beslissen niet toe te treden tot de PKN, en dit met behoud van naam en bezit. Ds. De Fijter noemde de gang naar de burgerlijke rechter „volstrekt ondenkbaar” voor de kerk. Maar, zo zei hij, laten we een verzoek aan hen doen uitgaan om hun rechtsgang tot het einde toe te gaan en in die tijd via „netwerken” -die volgens hem tegenwoordig belangrijker zijn dan organisaties- elkaar te zoeken.
De hervormde secretaris-generaal dr. B. Plaisier kritiseerde wat hij noemde de „buitenkerkelijke” acties van het Comité, die zijns inziens de orde van de kerk verstoren. Het moderamen staat wel positief tegenover het convenant van Alblasserdam, zo liet het onlangs in een brief aan de classicale vergadering van Alblasserdam weten. Het synodebestuur is er verheugd over dat de gemeenten die het convenant hebben ondertekend, hun plaats zullen innemen in de PKN. Het moderamen stelt wel een tekstuele wijziging van het convenant voor door in plaats van het genoemde ”verwerpen” van de Barmer Thesen en de Konkordie van Leuenberg te zeggen: „Wij nemen deze niet zonder meer voor eigen rekening.”
Ds. J. Joppe (Sirjansland) stelde voor bezwaarde hervormde gemeenten de mogelijkheid te geven nog twee jaar onder de hervormde kerkorde van 1951 te blijven. Deze mogelijkheid zou ook geboden moeten worden aan bezwaarde hervormde leden die behoren tot een hervormde gemeente die meegaat in de PKN. Tijdens deze periode zou de commissie voor kerkordelijke aangelegenheden, in nauw overleg met vertegenwoordigers van deze gemeenten, moeten zoeken naar „fundamentele oplossingen” om elkaar als hervormden blijvend vast te houden. Zijn motie kreeg slechts twaalf stemmen.
Ds. W. van den Brink (Heteren) betreurt het dat het hervormde moderamen nooit inhoudelijk inging op de vragen van de bezwaarden. Er wordt aan de bezwaarden wel tegemoetgekomen door aanpassingen en regelingen, „maar u doet niet wat u moet doen en wat in de kerkorde staat: de kerk weert wat haar belijden weerspreekt. Als u zich aan dat desbetreffende artikel houdt, kunt u de bezwaarden zo meekrijgen en zal er niet één achterblijven.”
Ouderling C. Stellaard, lid van het college van visitatoren in Zuid-Holland, uitte zijn zorg over de escalerende strijd. In sommige kerkenraden in zijn provincie zijn de tegenstellingen volgens hem zo scherp geworden dat kerkenraden niet meer zonder externe leiding kunnen vergaderen. Na 12 december stuitte hij op veel onrust en verdeeldheid, „waarvan de helft mij niet was aangezegd.” Volgens hem is er een „geest van verkilling en verharding tussen broeders die elkaar voorheen geestelijk herkenden.”
Ook ds. J. Stelwagen, voorzitter van de visitatoren-generaal, zei dat de problemen groter zijn dan hij had voorzien. De nood wordt volgens hem echter vaak beschreven als een natuurramp, waarbij de synode het Rode Kruis is. „Maar dat de bezwaarden zelf ook de sleutels in handen hebben en zich moeten afvragen of dit de weg is van God, dat hoor je niet.”
Synodevoorzitter ds. A. W. van der Plas deed een hartstochtelijk beroep op de bezwaarden om mee te gaan in de PKN. „Met heel ons hart hopen en bidden we dat we de eenheid kunnen bewaren.” De aankondiging van de bezwaarden dat ze in mei eigen noodclasses en een noodsynode zullen bijeenroepen, gaat hem „dwars door het hart.”