Vernedering
Er zal een mens zijn die denkt: Als ik maar bid, luister en mijn plichten doe, zal alles wel goed zijn. Dat terwijl hij nooit een totaal ongenoegen en onwil in zichzelf ontdekt heeft, opdat hij barmhartigheid van de Heere ontvangen mocht.Dit is de gemeenste en de laatste belemmering. Er is niets meer tegengesteld aan het geloof dan dit. Dit is gewoonlijk de list waarmee de satan de mensen aanzet in hun moeiten. Dat doet hij alleen om hen iets te laten doen vanuit hun goede talenten en gaven en hen daarin te laten rusten en hen op deze wijze in de put te laten verzinken voordat zij het zich bewust zijn. Nu, dit staat haaks op het werk van het geloof. De natuur van het geloof is het uitgaan van een ziel naar een Ander en alles te zien in een Ander en alles te halen uit een Ander. Gelijk de verbrijzeling de vorige belemmeringen wegnam, zo gebruikt de Heere dit werk van de vernedering om deze sluitboom weg te nemen en doet de zondaar de volstrekte onbekwaamheid in zichzelf zien om enig goed werk te doen of te ontvangen. Want er zijn veel zonden die hij voorheen heeft bedreven en veel zwakheden en gebreken waaraan hij schuldig is.
Overweeg toch dat, zo iemand rijk wil worden, hij eerst moet weten dat hij arm is. Zo iemand hulp wil hebben in zijn ellende, moet hij eerst weten dat hij onbekwaam is om zichzelf te helpen. Dan pas zal de Heere het voor hem doen.
Thomas Hooker, predikant te Chelmfort (De ware zielsvernedering, 1678)