John Owen als oecumenisch theoloog
John Owen was een oecumenisch theoloog die op zoek was naar een samenbindende belijdenis waarin uiteenlopende geloofsgroeperingen elkaar konden vinden. Zijn aandacht voor kerk en politiek is te vaak onderbelicht gebleven, evenals zijn gedachten over een rijke heilstijd van opwekking en bekering van de Joden.
Dat is de overtuiging van de Amerikaanse ”reformed baptist” predikant dr. Ryan Kelly. Hij promoveerde maandag op John Owen (1616-1683). Promotores waren prof. dr. A. van de Beek en dr. P. de Vries. De laatste kwam in de plaats van prof. dr. W. J. van Asselt, die vorig jaar plotseling overleed.
Dr. Kelly heeft zijn proefschrift met vallen en opstaan geschreven. Lange tijd had hij te kampen met migraine, waardoor hij soms zijn studie niet kon vervolgen. „Ik had er gelukkig geen last van toen ik elke zondag preekte. De pijn kwam meestal na de dienst opzetten”, zegt hij in een openhartig gesprek in aanwezigheid van zijn vrouw Sarah, in de lounge van de Vrije Universiteit.
Zichtbaar
In zijn boek ”Reformed and Reforming. John Owen on the Kingdom of Christ” beschrijft Kelly hoe het Koninkrijk van Christus niet alleen innerlijk gestalte krijgt in de ziel van de mens, maar ook uiterlijk en zichtbaar in kerk en samenleving. Ja, Owens werk werd gedragen door een visioen van de eindtijd waar het Evangelie rijk zal schitteren in een gouden tijdperk. Daaraan voorafgaand zou een „zilveren tijdperk” aanbreken, waarin de Joden massaal tot bekering zouden komen en het rijk van de antichrist afgebroken zou worden, en ook Engeland een rijke heilstijd zou beleven.
Kelly: „De aandacht van de meeste onderzoekers is tot nu toe bijna uitsluitend gericht op de leerstellige Owen, de verdediger van de puriteinse en gereformeerde leer, wat Owen ongetwijfeld ook was. Hij staat bekend als een leerstellig theoloog die tegelijkertijd gedragen was door een bevindelijke vroomheid, gericht op de gemeenschap met Christus. Maar daarnaast was hij evenzeer een theoloog die in het volle leven stond en het goede voor de gehele natie zocht. Hij was eropuit om alle ware gelovigen bijeen te brengen in een kerk die tolerant zou moeten zijn in zaken zoals kerkregering en liturgie, twee gevoelige punten in de Engelse kerkgeschiedenis.”
Kelly schetst Owen als de kerkpolitieke adviseur van Cromwell, iemand die zich in preken regelmatig tot het Engelse parlement richtte en onvermoeibaar bezig was in het samenstellen van een nationale kerkorde en belijdenissen waar congregationalisten, presbyterianen én baptisten elkaar in konden vinden. Kelly: „Owen maakte onderscheid tussen fundamentele en niet-fundamentele geloofsartikelen, zonder een vage gemeenschappelijke deler te willen. Het ging hem om het heil van de natie waarbij christenen elkaar vanuit verschillende tradities konden vinden. Owen openbaarde zich hier als een irenisch, oecumenisch en soms pragmatisch theoloog.”
In zijn kerkbegrip ontwikkelde Owen zich van presbyteriaans naar congregationalistisch. „Hier is inderdaad bij hem sprake van een bekering”, vertelt Kelly. „De kern van de gemeente wordt volgens hem niet gevormd door een synodale, laat staan een hiërarchische kerkregering, maar door de idee van de gemeente als een vrijwillige gemeenschap van de overtuigde gelovigen. Owen was echter geen independentist, zoals het congregationalisme soms wordt getypeerd. Independente gemeenten roepen de gedachte op van niet-orthodoxe gemeenschappen zoals quakers en brownisten. Het ging Owen er uiteindelijk om dat er levende gemeenten waren die een heilzame invloed zouden uitoefenen op de natie, en zo het Koninkrijk van Christus breed gestalte geven.”
Opvallend was de tolerantie die Owen bepleitte. Kelly: „Owen deelde de gedachte van een christelijke magistraat bij Calvijn. Tegelijkertijd koesterde hij ruime opvattingen over de christelijke overheid die hij ontleende aan remonstrantse denkbeelden over de overheid zoals bij iemand als Episcopius, hoewel hij diens theologische vooronderstellingen niet deelde. Owen was gematigd als het ging om strenge straffen voor ketters. Hij was afkerig van dwang en was daarin minder stringent dan Rutherford. Owen was overtuigd van de zondigheid van de mens en dat alleen de Heilige Geest mensen kan overtuigen.”
De titel van het boek onderstreept het dynamische karakter van de Reformatie. De kerk is niet alleen ”reformed” maar ook ”reforming”. Kelly: „Daarmee bedoelt Owen niet de later ingeburgerde leus ”semper reformanda”, de gedachte dat de kerk steeds opnieuw gereformeerd moet worden. Deze leus wordt tegenwoordig vaak relativistisch uitgelegd om de grenzen van de Reformatie op te rekken en zo veel mogelijk aan te passen aan de behoeften van de tijd. De leus moet dan een liberaal schriftgezag en de vrouw in het ambt ondersteunen. Het gaat Owen erom dat de kerk een nadere reformatie nodig heeft en als levende gemeente een licht verspreidt voor de gehele natie.”
John Owen keek verlangend uit naar een gouden heilstijd waarin Joden massaal tot bekering zouden komen en het rijk van de antichrist afgebroken zou worden. „Met de antichrist bedoelde hij niet zozeer de paus, zoals andere puriteinen, maar hij sprak bij voorkeur van antichristelijk als bijvoeglijk naamwoord. Hij doelde met name op de heerschappij van een bisschoppelijk systeem zoals hij onder de aartsbisschop Laud aanwezig zag. Overal waar een specifieke kerkregering of liturgie werd opgelegd, zag hij antichristelijke trekken. Hier komt opnieuw Owen naar voren als een theoloog van de vrijheid, verlangend naar een tijdperk waarin alle knechtende bepalingen in de kerk verdwijnen zouden en het Evangelie van Christus vrij en zonder dwang de overhand zou krijgen.”
Amerika
Kelly is reformed baptist predikant in Desert Spring Church in Albuquerque, de grootste stad in de Amerikaanse staat New Mexico. Hij staat achter de fundamentele waarheden van de gereformeerde leer maar praktiseert ook de geloofsdoop. „Ik beschouw de doop niet als een fundamenteel dogma dat christenen van elkaar hoeft te scheiden. De leer van de verzoening is hierbij niet in het geding. Owen stond in zijn streven naar een gezamenlijke belijdenis soms dichter bij baptisten dan bij presbyterianen. Het ging hem om een gemeente van levende christenen, visible saints. Daarin is de kern van de gemeente voor hem gelegen.”
Kelly is ook regionaal bestuurslid van de Gospel Coalition, een theologisch netwerk dat via een website en conferenties het gedachtegoed van de Reformatie in Amerika probeert te verspreiden. „Er is een opleving van het calvinistisch gedachtegoed in Amerika”, constateert Kelly. „Toen ik aan mijn eerste bible college studeerde was calvinisme een vies woord waarover mensen geïrriteerd raakten. Nu is de meerderheid van de conservatieve evangelicalen beïnvloed door het calvinisme, dat driekwart kuyperiaans getoonzet is in de visie op de cultuur, en een kwart de meer lutherse idee van de twee rijken aanhangt. Sproul, Keller, Piper, Carson, MacArthur en sinds kort Kevin DeYoung hebben grote invloed.”
Vergeleken met Owen zijn ze allemaal niet „totally reformed”, aldus Kelly, gezien de baptistische opvattingen bij Carson en Piper, of openheid voor theïstische opvattingen van evolutie zoals bij Keller. Ook zijn de meeste kerkleiders a-millennialisten en geloven ze niet in een rijke heilstijd zoals Owen, noch kunnen ze diens opvatting van de christelijke magistraat meemaken in het land van een sterke scheiding van kerk en staat. „Maar wat verbindt is de calvinistische visie op de verzoening en een evangelisatorische drive om de wereld buiten de kerk te bereiken.”
Zo ziet Kelly zijn eigen plaats in het Amerikaanse kerkelijke leven ook. „Ik ben overtuigd van de calvinistische leer van de verzoening en ben tegelijkertijd modern in de eredienst wat betreft het gebruik van eigentijdse muziekvormen, zoals drums. Ik houd van de oude hymnen en de klassieke leerstellingen van de Reformatie, maar ben ook kind van deze tijd. Wat is modern? Toen de King Jamesvertaling verscheen, werd deze ook als een moderne vertaling gezien. Het gaat erom dat we in de lijn van Owen zichtbare heiligen zijn die zich niet opsluiten in de eigen gemeente maar een open blik hebben naar de wereld.”
Laatste promotie van Doktorvater A. van de Beek
Dr. Ryan Kelly is de laatste promovendus van prof. dr. A. van de Beek, emeritus hoogleraar systematische theologie aan de Vrije Universiteit. De promotie van Kelly was de 43e, waarbij hij als eerste (36) of tweede (7) promotor betrokken was. De eerste was Kune Biezeveld in Leiden (1996). Van de promovendi zijn er negen hoogleraar geworden en vijf docent aan een universiteit.
„Promovendi zijn heel verschillend”, zegt prof. Van de Beek in een terugblik. „Twee groepen springen er echter uit en het zijn juist deze voor wie het huidige universitaire klimaat steeds moeilijker wordt. De eerste zijn studenten die uit een andere cultuur komen, vooral uit Afrika. Zij zijn groot geworden in een gemeenschap waarin kennis niet wordt overgedragen door discursief denken maar door vertellen. Niet de beste analyse is belangrijk maar het beste verhaal – en dan ook nog het best vertelde verhaal. Als zij een proefschrift schrijven zijn ze geneigd om de conclusies al in het begin te zetten en steeds weer te herhalen, maar met elke keer een ander aspect van het verhaal, dat zo al gaande verrijkt wordt. Dat is iets heel anders dan het lineaire vertoog dat vanuit een heldere vraagstelling via analyse van gegevens tot een conclusie leidt.
Ik heb er herhaaldelijk op aangedrongen dat westerse wetenschappers leren om te onderscheiden wat in zo’n verhalend discours goed en niet goed is. Het zou een alternatief wetenschappelijk vertoog moeten zijn, naast dat van de westerse methode om kennis te ontdekken en waarheid over te dragen. De tendens bij de universiteiten is echter, zoals in de hele maatschappij, om steeds meer dingen vastgelegd te willen hebben en alles onder te brengen in een controleerbaar format.
De tweede groep van promovendi bestaat uit originele denkers, creatief en vaak intuïtief, die heel eigen wegen gaan. „Vaak hebben zij moeite om aansluiting te vinden bij het bestaande discours, en nog meer moeite om het uit te leggen via precieze analyse. Ze slaan stappen over of varen sowieso al een eigen koers. Het zijn figuren zoals Noordmans: je moet in hun denken komen en niet bij elke opmerking vragen: „How do you know?””
Van de Beek heeft steeds een ouderwetse Doktorvater willen zijn: kijken wat studenten kunnen en dat stimuleren en niet het geplande format overal overheen leggen. „Laat mensen met hoge creativiteit een mooi boek schrijven, ook als niet alle academische punten en komma’s op hun plaats staan. Laat mensen durven denken en uitdagen. Kijk bij studenten uit andere culturen welke bijdrage zij kunnen leveren in hun eigen context en stimuleer hen daarin. Ik ben blij dat ik veel promovendi op deze wijze heb kunnen begeleiden en dat er onder hen zijn die ik met moeite door de commissie kreeg, maar nu wel met heel veel vrucht hoogleraar zijn en steunpilaar van hun faculteit of seminarie.”
De mooiste manier van begeleiden is een aantal keren per jaar, liefst een paar dagen aaneengesloten, samen te komen met alle promovendi, en dan alle projecten en stukken geschreven tekst doorspreken. „Zo leert men van elkaar en leer je ook als promotor. Dat is iets heel anders dan verplichte seminars met trainingen en sprekers. Het is veeleer een groep gemotiveerde mensen, die komen zonder daartoe verplicht te zijn. Ik heb een tiental jaren zo kunnen werken, maar geldgebrek heeft daaraan een eind gemaakt, vooral omdat op internationaal niveau je dan een groep mensen langer bij elkaar moet brengen.”
Afgelopen maandag was de laatste promotie. „Vijf jaar na het emeritaat loopt het recht om promotor te zijn af. En ik merk dat het goed is. Procedures en vereisten veranderen snel. En je verliest inhoudelijk het overzicht en de breedte. Je hebt wel je eigen onderzoek, maar je hoeft niet meer in een masterclass het hele veld te overzien en studenten daarin te begeleiden. Dan is het goed dat anderen die actief in dienst zijn de begeleiding overnemen. De laatste twee promovendi doe ik over aan collega’s, nadat ik er al tien overgedaan had toen ik met emeritaat ging.”