Kerk & religie

Guillaume Farel was reformator met temperament

Het lag menselijkerwijs gesproken niet in de lijn der verwachting dat Calvijns naam verbonden zou worden aan Genève. Maar daar is het gebeurd: de twintig jaar oudere dominee Guillaume Farel wist de auteur van de ”Institutie” te ‘arresteren’, zodat die in Genève bleef (1536).

dr. H. Veldman
8 September 2015 20:54Gewijzigd op 15 November 2020 21:37
De stad Genève. beeld iStock
De stad Genève. beeld iStock

Sinds die tijd hebben deze twee lief en leed gedeeld. Behalve in de jaren tussen 1558 en kort voor Calvijns overlijden in mei 1564, toen Farel iets zonderlings had gedaan. Pas op het allerlaatste moment klaarde de lucht op en werd hun vriendschapsband aangehaald. Farel stierf een jaar na Calvijn op 13 september 1565 – nu 450 jaar geleden.

Van de jeugdjaren van Guillaume Farel is weinig bekend. Hij was in 1489 geboren in het ooit door Galliërs gestichte stadje Gap (in de Franse Alpen), waar zijn vader als notaris diende. De vrome en voorname ouders hadden voor hun zoon een militaire loopbaan in gedachten, maar dat pakte anders uit: als 20-jarige besloot Guillaume in Parijs te gaan studeren.

Daar beleefde hij twaalf prachtige, leerzame jaren met een geestelijke climax die alles te maken had met de befaamde en geleerde Lefèvre d’Étaples (Latijn: Faber Stapulensis). Deze had los van de machtige Sorbonne-universiteit zijn eigen instituut waar hij zijn studenten de Bijbel in de oorspronkelijke talen leerde lezen. Zo leerde Farel van Lefèvre dat er in de mens zelf niets verdienstelijks te vinden is, maar dat hij alleen door genade kan worden gered. In dezelfde tijd was Luther in Wittenberg bezig om de tekst van het (door Erasmus vertaalde) Nieuwe Testament te bestuderen. Dat betekent overigens niet dat Lefèvre en Luther met elkaar in contact stonden.

Breuk met Rome

Farel vertelde later hoe hij in Parijs drie jaar lang regelmatig tot God bad „dat Hij mij genade zou bewijzen door de rechte weg te doen verstaan.” Daarbij bestudeerde hij dagelijks het Nieuwe Testament. Het was voor hem echter niet zo simpel om ”los van Rome” te gaan staan. Het gezag van de kerk, inclusief het leergezag van de hoge geestelijkheid onder leiding van de paus, had altijd gegolden als een heilige wet. Daar kon je niet zonder. Maar, aldus Farel later, God ontfermde zich over hem en gaf hem inzicht in zijn dwalingen. „Toen hechtte mijn geest, door allerlei omstandigheden naar Hem heengeleid en aldus de haven gevonden hebbend, zich enkel en alleen aan Hem. Sedertdien kregen alle dingen een nieuwe aanblik: de Schrift beter gekend, de profeten meer geopend, de apostelen duidelijker, de stem van Christus erkend als die van de herder, de meester en de leidsman; dat er tot de Vader geen toegang is dan alleen door Jezus.” Farels breuk met Rome vond plaats omstreeks 1521.

Meaux

Na zijn persoonlijke reformatie liet Farel het voor ‘ketters’ gevaarlijk wordende Parijs achter zich en vertrok naar het iets zuidelijker gelegen Meaux. Daar was een kring gevormd met veel geestelijke ruimte: niemand minder dan bisschop Guillaume Briçonnet streefde naar „Bijbels-humanistische” hervormingen. Wie Briçonnet kende was niet zo verbaasd: de man was ook een discipel van Lefèvre. Deze bisschop benoemde Farel tot prediker. Maar tot grote teleurstelling van Farel kwam Briçonnet niet zover dat ook hij brak met Rome. Het werd later zelfs zo dat deze bisschop zich fel tegen de Reformatie keerde. De kring van Meaux viel uiteen. Farels laatste preek was een fel getuigenis tegen de sterk verbreide Mariaverering. Hij verliet Meaux en reisde naar zijn geboortestreek. Maar daar ontmoette hij veel onbegrip en verzet, ook bij zijn eigen familie, zodat hij doorreisde naar het Zwitserse Basel.

Erasmus

De Noord-Zwitserse stad Basel was in die tijd een bijzondere plaats: hij had als meest opmerkelijke inwoner de befaamde humanist Desiderius Erasmus. Deze had hier in 1516 zijn verbeterde editie van het Nieuwe Testament uitgebracht. Maar omstreeks 1520 werden er ook geschriften van Luther uitgegeven. Basel was in beweging, volgens sommigen zelfs in verwarring. Men merkte dat ook aan de discussies op de universiteit, waaraan onder anderen de theoloog en kenner van de kerkvaders Johannes Oecolampadius verbonden was. Deze geleerde wist zich als prediker sterk verantwoordelijk voor het welzijn van de kerk.

Het leek er op dat in deze hoek van Zwitserland de Reformatie de overhand kreeg, want de stadsregering van Basel bepaalde in 1523 dat de predikers van de stad voortaan „het zuivere Evangelie” moesten verkondigen.

Bileam

Farel vroeg toen –met medewerking van Oecolampadius– bij het stadsbestuur een publieke disputatie aan. Het onderwerp was de leer van de vrije genade. Dit werd toegestaan en zo leerde Basel een nieuwe prediker van de reformatorische leer kennen. Farel kreeg ook gelegenheid om aan de universiteit enkele colleges te geven. Maar gaandeweg zijn optreden werd het verzet tegen hem sterker. Dat werd vooral gevoed door Erasmus, die niets van de vurige prediker moest hebben. En hoewel Oecolampadius aan Farel de gezonde raad had gegeven zich in de kerkdiensten niet altijd zo strijdbaar op te stellen, was hij veelal niet te houden. Het kwam zover dat Farel zich in een preek weer eens tegen Erasmus keerde en deze typeerde als een Bileam. Veel hoorders vonden dit een vernederend oordeel, een belediging. Het was naar de mening van de stadsregering dan ook absoluut ongepast. Farel moest de stad uit. De roomse geestelijkheid stond op het punt Farel een proces aan te doen, wat hem wellicht nog veel meer ellende had bezorgd dan een verbanning.

Farel vertrok naar het westelijk van Basel gelegen stadje Montbéliard. Het graafschap met de gelijknamige naam is nu een deel van Frankrijk, maar in Farels tijd maakte het deel uit van het Duitse rijk – vandaar de Duitse naam Mömpelgard. De hertog van Württemberg was ook daar de machthebber (in een personele unie). In de kasteelkerk van de reformatorisch gezinde hertog kreeg Farel de taak om te preken en de sacramenten te bedienen. Maar daar trad hij eveneens als een vurige ijveraar op, waardoor de kerkelijke autoriteiten hem ook hier wilden aanpakken.

Zo kwam het dat Farel in 1525 de wijk nam naar de toen vrije Duitse rijksstad Straatsburg. In deze stad was de Reformatie al volledig van kracht, mee door het optreden van voorgangers als Martin Bucer en Wolfgang Capito. Voor Farel was er eigenlijk geen vaste plaats in het korps van predikanten, waardoor hij al vrij snel naar een nieuwe werkplek uitkeek.

Doorbraak

Farels reis naar Bern viel in de tijd dat deze hoofdstad van het Zwitserse Eedgenootschap bezig was de keus voor de Reformatie te maken. De Grote Raad was in 1526 voor invoering van deze kerkelijke vernieuwing, de Kleine Raad had nog zo veel bedenkingen dat hij de uitkomst wilde afwachten van een groot godsdienstgesprek (tussen rooms-katholieken en protestanten) in januari 1528. Maar toen kwam het dan ook tot een doorbraak naar de zwingliaanse Reformatie. Van dit dispuut schreef Farel het Franstalige verslag.

Voor die tijd al had Farel de opdracht gekregen om als schoolmeester en prediker in de geest van de Reformatie te gaan werken in de wijde regio van het kanton Bern en speciaal in het plaatsje Aigle (West-Zwitserland), met het Frans als voertaal. Zo werd bijna heel dat gebied voor de Reformatie gewonnen. Met Neuchâtel als centrum.

Dogmatiek

Farel had zelf al eens een pastoraal boekje geschreven over het Onze Vader, met als volledige titel ”Pater noster et le credo en français” (1524). Ook beijverde hij zich in de verspreiding van de geschriften van Zwingli.

Een van de belangrijkste boeken van Farel werd diens dogmatiek. Onder de titel ”Sommaire et briefve declaration” bood hij een samenvatting van de reformatorische geloofsleer in 42 veelal korte hoofdstukken. Daarmee kon iedere gelovige bij zichzelf vaststellen of hij voldoende kennis had van de grondbeginselen van de gereformeerde religie; of, om het met Farel zelf te zeggen: „of men voldoende besefte wat iedere christen nodig heeft om op God te vertrouwen.”

Waldenzen

In 1532 reisde Farel in het gezelschap van enkele Zwitserse broeders, onder wie de taalgeleerde Robert Olivetan, een neef van Calvijn, naar de regio Piëmont in Noord-Italië, waar de waldenzen ooit waren neergestreken. Deze protestanten van voor de Reformatie hielden in september 1532 de synode van Chanforan, waar deze groepering besloot zich aan te sluiten bij de Zwitserse Reformatie. Het kwam toen ook zo ver –vooral op aandringen van Farel– dat men een nieuwe Bijbelvertaling in het Frans wenste, vertaald vanuit de grondtalen. Olivetan ging hieraan meewerken. Het voorwoord bij die vertaling bevat een kernachtige zinsnede die de bedoeling van deze nieuwe Bijbel in die tijdsomstandigheden nauwkeurig weergeeft: „ter wille van Gods eer als het beste wapen tegen de dwaling.”

Eén nacht

Na een eerste bezoek aan Genève in 1532 kwam Farel daar voor langere tijd terug in de winter van 1534. Het kerkelijk opbouwwerk verliep moeizaam. De bevolking wilde vrijheid, maar niet zozeer om God te dienen als wel persoonlijke vrijheid. In die situatie kwam Johannes Calvijn in de zomer van 1536 op bezoek in de stad. Farel kreeg een tip en wist onmiddellijk wat hem te doen stond.

Half juli was Calvijn vanuit Noord-Italië, via Frankrijk waar hij enkele zaken met zijn familie had te regelen, onderweg naar Straatsburg. De reis liep wegens oorlogsgeweld via Genève. Het was Calvijns bedoeling om daar één nacht te blijven en daarna via Basel naar Straatsburg te gaan, om daar verder te werken aan een vernieuwde uitgave van de ”Institutie”.

Maar toen kwam Farel naar het logement waar Calvijn verbleef. Hun gesprek kreeg grote kerkhistorische betekenis: Calvijn werd in de naam van God opgeroepen in Genève te blijven om daar zijn beste krachten te geven aan de doorwerking van de Reformatie. Aan die oproep gaf hij schoorvoetend gehoor. En dat heeft Genève geweten.

Twee jaar hebben Farel en Calvijn in Genève samengewerkt. Het verzet van het stadsbestuur leidde ertoe dat de zelfstandigheid van de gereformeerde kerk op essentiële punten beperkt zou worden, met name op het gebied van de tucht. Daar wilden Farel en Calvijn niet aan meewerken. Daarom waren ze niet meer welkom in Genève. Ze werden verbannen. Kort voor Pasen, april 1538, lieten ze de stad achter zich. Calvijn ging via Basel naar Straatsburg, Farel naar Neuchâtel, waar hij beroepen werd door de gereformeerde kerk.

Huwelijksbevestiging

Farel was zijn verdere leven dominee van Neuchâtel; hij diende in een groeiende stad met een even hard groeiende gereformeerde kerk. Daarbij kwam dat hij altijd bereid was plaatselijke gemeenten in de buurt met raad en daad te hulp te schieten.

De vriendschap met Calvijn kreeg een bijzondere kleur toen Farel in augustus 1540 de verrassende uitnodiging kreeg het huwelijk van Calvijn met Idelette de Bure te bevestigen. Dat gebeurde in Straatsburg. Het lijkt er niet op dat de ongehuwde Farel zichzelf afvroeg of ook hij een huwelijk zou aangaan.

In 1542 reist Farel naar Metz (in Lotharingen), waar een lid van de magistraat, de schepen Robert de Heu, hem had uitgenodigd te komen preken in de stad en in zijn burcht, het kasteel van Montoy. Dat gebeurde en Farel preekte onverschrokken voor enkele duizenden mensen op het kerkhof van de jacobijnen. Dat werd het begin van de reformatie van Metz.

Farel bracht in 1553 een bezoek aan Genève. Het is in de tijd dat de kwestie-Servet de gemoederen bezighield. Michel Servet was als ketter ter dood veroordeeld en zou al vrij snel daarna worden terechtgesteld. Waarschijnlijk omdat Calvijn het weigerde, werd Farel opgedragen de ter dood veroordeelde naar de executieplaats te begeleiden. Misschien wist deze prediker de loochenaar van de Goddelijke drie-eenheid nog tot inkeer te brengen. Maar dat gebeurde niet, al heeft Farel nog zijn best gedaan om op een evangelische manier op de man in te praten.

De intensieve briefwisseling tussen Farel en Calvijn mag hier niet onvermeld blijven. En dan is er nog sprake van een uitgebreide correspondentie van Farel met andere voormannen van de Reformatie (in Zwitserland en Zuid-Duitsland). Farel en Calvijn hielden elkaar in korte en lange epistels goed op de hoogte van de bijzondere ontwikkelingen in hun omgeving. Het aantal brieven loopt in de honderden; veel ervan zijn bewaard gebleven.

Nog in 1565 bracht Farel een nieuw bezoek aan de gemeente in Metz, maar de winterse omstandigheden waren dusdanig dat hij ziek werd en zich weer huiswaarts begaf. Daar overleed hij op 13 september 1565. Hij werd bijgezet in de kathedraal van Neuchâtel.

Verliefd

Tot in de zomer van 1558 was er tussen Calvijn en Farel geen vuiltje aan de lucht. Calvijn had op een brief van Farel gereageerd waarin de laatste advies vroeg in de zaak van een huwelijkskandidate voor een jonge inwoner van Neuchâtel. Had Farel het toch over zichzelf? Hoe het zij, de intussen 69-jarige Farel had opeens trouwplannen! Wat was het geval?

In 1557 was in Neuchâtel de weduwe Torel uit het Franse Rouen binnengekomen, feitelijk als geloofsvluchteling. Ze was in gezelschap van haar 19-jarige dochter Marie. De weduwe kwam met haar dochter in de pastorie wonen. En juist Marie werd in de loop van 1558 de figuur op wie de oude Farel verliefd werd. Het werd menens: ze maakten het plan om te trouwen. En dat plan heeft Farel voorgelegd aan zijn vriend Calvijn. Hem werd gevraagd om bij de bruiloft aanwezig te zijn. Maar Calvijn was er heel slecht over te spreken. Zo’n jong meisje? Het leeftijdsverschil was exorbitant: een halve eeuw. Calvijn stuurde Farel bericht dat hij niet zou komen; er waren in Genève veel problemen met ziekte van collega’s. Hij kon er niet gemist worden; er zouden preekbeurten komen te vervallen. En… de stadsraad zou er zeker geen toestemming voor geven.

Het een en ander veroorzaakte wel vertraging in de route naar het huwelijk. Maar uiteindelijk werd de verbintenis gesloten: op 20 december 1558. In het register van huwelijken van de stad Neuchâtel werd het volgende aangetekend: „De meesten vonden het huwelijk zeer zonderling en te onpas; en het kwam hun voor dat, terwijl hij de leeftijd van 69 jaren bereikt had zonder zich om een huwelijk te bekommeren, hij er zich van had kunnen onthouden, nu hij op de rand van het graf zich bevindt.” In het huwelijk van Farel met Marie werd één zoon geboren, Jean, die echter maar vier jaar oud is geworden. Zijn vader heeft het kind ruim een jaar meegemaakt.

Betekenis

Farels betekenis ligt vooral hierin dat hij in Zuid-Frankrijk en West-Zwitserland de kerken de Reformatie heeft gebracht. Zijn ‘arrestatie’ van Calvijn in Genève is een schitterend middel geworden waardoor de Reformatie veel geestelijke winst heeft gebracht. Theologisch is er veel voor te zeggen dat we Farel zien als een belangrijke schakel tussen het zwinglianisme en het calvinisme. Centraal stond ook bij hem de eer van God en het heil van de kerk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer