Urker vrijwilligers terug van Kos
URK. Acht dagen lang waren de Urkers Hein en Jacoline Bakker met andere vrijwilligers op het Griekse eiland Kos om vluchtelingen te helpen. „Het geeft al voldoening als er bij kinderen een lach op hun gezicht verschijnt.”
Donderdag kwamen de vrijwilligers weer thuis. „We hebben er veel kunnen doen”, zegt Hein Bakker. Het plan ontstond toen zijn vrouw –die veel ervaring heeft met werk in asielzoekerscentra– zag dat de stichting Hulpactie Bootvluchtelingen uit Zeewolde vrijwilligers zocht. „Er komen op Kos zo veel mensen aan land dat de lokale hulpverleners het niet aankunnen.”
In drie uur vlogen de Urkers naar het eiland in de Egeïsche Zee. „Je bent er even in een totaal andere wereld. Overal liepen, zaten, lagen vluchtelingen. Het park zat vol Pakistanen, de boulevard ook. Je zag gezinnen in tentjes, maar er sliepen ook veel mensen in de openlucht, in een kartonnen doos of gewoon op de grond.”
’s Morgens tussen vijf en acht stonden de Nederlandse hulpverleners aan het strand. „Dan kwamen de bootjes. De marine voer rond, niet om mensen tegen te houden, maar om hen op te pikken als ze in nood waren. Ook in Turkije probeert men niet om het vertrek te verhinderen. Integendeel, met een brandslang spuiten ze de bootjes het water op: „Hup, daar zijn we mooi van af.”
Als ze op het strand kwamen, gaven we droge kleding. „Where is the camp?” was steevast hun vraag. Dan vertelden we: Er is geen kamp; je mag op straat slapen. Dat was even een ontnuchtering. Ze hebben er geen idee van dat het op Kos ook een ellende is.
Normaliter betaal je 20 euro voor de veerboot van Turkije naar Kos. Deze mensen moesten de smokkelaars wel 1000 euro per persoon betalen.”
Later op de morgen deelden de vrijwilligers water uit. „’s Middags hadden we een extra uitdeling. De ene dag fruit, de andere dag kleding. We gaven ook zoutstengels. En een hygiëneset – vooral bij de Pakistanen hing een ondraaglijke stank. We deden spelletjes met de kinderen. Die maken zo veel mee; het was al mooi als we even een lach op hun gezicht konden krijgen.”
De vrijwilligers hielden opruimacties en probeerden de Pakistanen duidelijk te maken dat het op Kos niet normaal is om overal rommel neer te gooien of je behoefte te doen. „In hun eigen land zijn ze dat gewend. Het maakte de Grieken boos, ook omdat het park rond een orthodox kerkje ligt. Daarom zeiden we tegen de Pakistanen dat het als heiligschennis wordt gezien om rond een kerk zo’n troep te maken.”
Rijkdom is relatief
De Pakistanen, Afghanen en Bengalezen zijn als economische vluchteling op Kos beland, zegt Bakker. „Het zijn veelal jonge mannen die de situatie in hun thuisland uitzichtloos vinden. Ze willen bijna allemaal naar Duitsland.”
De opvatting dat niemand van de vluchtelingen op Kos vanwege levensgevaar is gevlucht, is volgens de Urker hulpverlener niet juist. „Bij Syriërs was dat wel het geval. We hebben mensen gesproken van wie de familie was uitgemoord of van wie vrienden waren omgebracht. Je stapt ook niet zomaar met je gezin in een wankel bootje. Wel zijn het de rijkere Syriërs die op Kos belanden; anderen hebben geen geld om smokkelaars te betalen. Die rijkdom is overigens relatief; ze kunnen vaak niet meer bij het geld dat ze op de bank hebben.”
De vluchtelingenstroom is niet ongevaarlijk, zegt Bakker. „Het is bekend dat IS-strijders zich onder vluchtelingen mengen. Je weet niet wat er allemaal rondloopt.”
Ook voor de Grieken
Na acht dagen hard werken gingen de vrijwilligers naar huis. „We deden dit niet alleen voor de vluchtelingen, maar ook voor de Grieken”, zegt Bakker. Voor de bevolking is de vluchtelingenstroom „een drama. Doordat de toeristen wegblijven, draaien ze slechts een derde van de normale omzet, en dat terwijl het economisch al niet rooskleurig was. De gemiddelde Griek is wel begaan met de vluchtelingen, maar er komt ook steeds meer tegenstand, nu deze situatie al maanden duurt. Ze zien hun eiland verpauperen.”
Het is een Bijbelse opdracht om naar de naaste om te zien, vinden de hulpverleners. Ze hebben niet geëvangeliseerd. „De stichting had ons ook gevraagd dat niet te doen.” Wel hadden ze enkele Arabische Bijbels bij zich en die kwamen soms van pas. „We ontmoetten een Syrische christen die niets meer had. Hij had geprobeerd het eiland zwemmend te bereiken en was door de marine opgepikt. Hij was heel blij met de Bijbel die hij van ons kreeg.”