Gesteggel en gestuntel rond megamoskee
Zo’n driekwart jaar was Gouda het toneel van politiek gesteggel en gestuntel over de mogelijke komst van een megamoskee. Die kwam er uiteindelijk niet. Zoals in diezelfde tijd ook de vestiging van een buurtmoskee in Assendelft strandde op het verzet van omwonenden. Zijn anti-islamgezinden soms aan de winnende hand? Een terugblik op het Goudse fiasco.
Kort voor de zomervakantie viel het doek. De kleinst mogelijke meerderheid van de Goudse gemeenteraad (achttien tegen zeventien) verwierp het collegevoorstel om in de voormalige PWA-kazerne een school voor speciaal onderwijs, een medisch kinderdagverblijf én een groot islamitisch centrum te vestigen. Tot spijt van moskeevereniging El-Wahda, die droomde van een groot islamitisch centrum dat onderdak zou kunnen bieden aan misschien wel 1500 gelovigen, dat zou beschikken over ontmoetingsplaatsen en een opbaarruimte, en dat op termijn de drie bestaande, kleine wijkmoskeeën zou kunnen vervangen. Maar tot vreugde van omwonenden die, voor een deel verenigd in de haastig opgerichte belangenclub ”Gouda-Noord zoals het hoort”, hun rusteloos ageren tegen de megamoskee beloond zagen.
Terugblikkend op alle politieke heibel en maatschappelijke onrust –de Goudse moskee kwam zelfs in de landelijke politiek ter sprake– is een van de interessantste vragen hoe het in de kaasstad zó mis kon gaan. Want hoe je het ook wendt of keert, het stranden van het Goudse islamitisch centrum is een bestuurlijk fiasco dat alleen verliezers kent. De Goudse moslims hebben inmiddels het gevoel dat iedereen tegen hen is, het college van B en W verspilde tijd, energie en geld aan het sjorren aan een dood paard én werd geconfronteerd met een motie van wantrouwen, de school voor speciaal onderwijs De Ark zit na twaalf jaar soebatten nog altijd zonder passende huisvesting, en in de gemeenteraad is de sfeer er –zacht uitgedrukt– niet gezelliger op geworden. Zeker, omwonenden kregen min of meer hun zin, maar zíj zijn voorlopig nog niet verlost van een diep gevoel van wantrouwen jegens het openbaar bestuur.
Daarom nogmaals de vraag: Hoe kon het zo misgaan? Was de keuze van B en W om op déze locatie een moskee te vestigen nu zo’n gekke? ’t Is maar hoe je het bekijkt. Nog niet zo heel lang geleden reden door de straten rond het kazerneterrein complete militaire colonnes en werden er op het terrein zelf taptoes gehouden. Zou een grote moskee in deze wijk dan per definitie te veel overlast geven?
Maar als de locatiekeuze niet bij voorbaat een slechte was, wat was dan de doorslaggevende factor bij het uiteindelijke afblazen van het ambitieuze project? Drie hypotheses getoetst.
1. Moslims bashen
„Er is in Nederland een hetze aan de gang tegen moslims”, klaagde El-Wahda-woordvoerder Saïd Boukayou op 11 mei in een rondetafelgesprek in het Goudse Huis van de Stad. En wie zou betwisten dat de islam sinds 11-9-2001 bij veel westerlingen in het verdachtenbankje zit? Niet voor niets stelde Maurice de Hond in 2013 in een onderzoek vast dat 63 procent van de bevolking vindt dat er in ons land geen nieuwe moskeeën meer bij mogen komen. Dat percentage zal in Gouda, waar 10 procent van de bevolking uit Marokkanen bestaat, waarvan de jongeren soms overlast geven, eerder hoger dan lager liggen.
Gemeenteraadslid De Koning, van de eenmansfractie Gemeentebelangen Gouda (GBG), kan zich daarom „niet aan de indruk onttrekken dat wat er allemaal in de wereld gebeurt, zoals de opmars en gruweldaden van IS, ook in onze stad invloed heeft en tot een wat meer gereserveerde houding tegenover moslims leidt.”
Dat anti-islamgevoelens in de zaak van de Goudse megamoskee een doorslaggevende rol hebben gespeeld, gelooft hij echter niet. „Dat heb ik niet kunnen merken.” En inderdaad, op geen enkele openbare bijeenkomst over de bestemming van de voormalige PWA-kazerne –over de sociale media hebben we het nu niet– gaf er iemand expliciet af op de islam. Niemand, ook de meest geharnaste tegenstander niet, verdedigde op inspraakavonden de stelling: er mag in Gouda sowieso geen nieuwe moskee komen.
Islamkenner en auteur Carel Brendel maakte in zijn blog op 10 juli dan ook korte metten met de stelling dat ‘Gouda’ en ‘Assendelft’ bewijzen dat het in Nederland steeds moeilijker wordt om een moskee te bouwen. Moeilijker? Moeiteloos somt Brendel tien voorbeelden op van plaatsen waar moslims recent wél een nieuw gebedshuis konden bouwen: Nijmegen, Winterswijk, Veenendaal, Middelburg, Veghel, Breda, Oss, Kampen, Almelo en Tegelen. Zijn conclusie: „Wie verkondigt dat moskeebouw in Nederland tegenwoordig vrijwel onmogelijk is, doet aan pure stemmingmakerij.”
Het aantal moskeeën in Nederland is eigenlijk al jaren stabiel: zo rond de 450. Wel komt het de laatste decennia vaak voor dat oude, uitgeleefde moskeeën, die zich nogal eens op achterafplekjes bevonden, vervangen worden door nieuwe, grote moskeeën op A-locaties. Iets dergelijks trekt altijd de aandacht en stond ook in Gouda op het punt te gebeuren.
2. Succesvol wijkverzet
Is het dan misschien het felle verzet van omwonenden geweest dat er in Gouda voor zorgde dat het islamitisch centrum El-Wahda er niet is gekomen? Edward Uittenbroek, medeoprichter en woordvoerder van bewonersvereniging ”Gouda-Noord zoals het hoort”, weet het zeker: „Wij hebben het verschil gemaakt.”
Zo’n 2500 uur vrije tijd besteedden hij en anderen aan het bestrijden van de plannen van het college van B en W. „We hebben echt alles uit de kast gehaald. We hebben het maatschappelijk middenveld, zoals de Fietsersbond, gemobiliseerd. We hebben met succes WOB-verzoeken ingediend. En we hebben geprobeerd, op een zakelijke, inhoudelijke wijze, politieke partijen te beïnvloeden. Daarin zijn we uitermate goed geslaagd, want het slot van het liedje was dat de complete oppositie en bovendien collegepartij VVD tegen het voorstel stemde.”
Wie in een zaak als deze iets wil bereiken, moet zich niet bezighouden met „ludieke spandoekacties”, vindt Uittenbroek, en al helemaal ver blijven van extreem rechtse actiegroepen, maar moet „dicht bij de politiek” blijven. „Het gaat ons niet om de islam. Als men op deze plek een groot voetbalstadion had willen bouwen, hadden we ons ook verzet.”
Het meeste effect bereikte ”Gouda-Noord zoals het hoort” toen het grote stapels vragen van omwonenden, die door het college maar niet werden beantwoord, heeft omgebouwd tot „hapklare brokken” voor de raadsleden. „We hebben al die vragen keurig geordend en aan alle fracties gegeven. Zo van: pak er maar uit wat je kunt gebruiken. Dat hebben ze ook gedaan. Het college kreeg daarna een spervuur van 105 vragen te verwerken. Dat is volgens mij cruciaal geweest om ook de VVD in het tegenkamp te krijgen”, zegt Uittenbroek, die van plan is om over de hele affaire een boek te gaan schrijven.
Dat bewonersprotesten doorslaggevend zijn geweest, gelooft de Goudse politiek echter niet. CU-fractievoorzitter Krins: „Het is zeker een factor van belang geweest. Maar volgens mij voor geen enkele fractie echt bepalend. Doorslaggevend waren in dit dossier andere zaken.”
- Bestuurlijk gedram
Krins hoeft niet lang na te denken als hem gevraagd wordt wat de hoofdoorzaak is van het mislukken van het Goudse moskeeproject. „Dat lijkt mij helder. Een grote fout is geweest dat het college veel te laat om de tafel is gegaan met de buurt. Daardoor zijn bewoners in de benen gekomen, ontstond een totaal verkeerde sfeer van wantrouwen, die uiteindelijk niet meer gekeerd kon worden. Maar een nog belangrijker misser is dat men de gemeenteraad twee alternatieve plannen heeft voorgelegd om daaruit te kiezen, maar dat men, toen de raad met overtuiging en in meerderheid voor plan A koos, wel degelijk een grote voorkeur bleek te hebben voor plan B en ons dat voorstel als het ware door de strot heeft willen duwen.”
Plan A, dat de voorkeur had van de gemeenteraad, behelsde de vestiging van een school, een kinderdagverblijf en een woningencomplex voor ouderen in de voormalige PWA-kazerne. Plan B beoogde in diezelfde kazerne behalve de school en het kinderdagverblijf ook het grote islamitische centrum te vestigen. „Zonder duidelijke en goede redenen heeft het college plan A geheel losgelaten, en is het op een drammerige manier voor 100 procent gaan koersen op plan B. Daardoor is de zaak én in de buurt én in de politiek volledig geëscaleerd.”
De Koning noemt nog een cruciale factor. „Het college wilde per se werken met een zogeheten ABC-constructie: Gouda zou de kazerne van het Rijk kopen en dan een gedeelte ervan doorverkopen aan El-Wahda. Een groot deel van de raad, of het nu christelijke of seculiere partijen betrof, was en is principieel tegen zo’n constructie. Deze partijen vinden dit: ten behoeve van een religieuze gemeenschap een gebouw kopen, is geen taak en verantwoordelijkheid van een gemeentebestuur. Maar het college wilde van geen wijken weten. Dat heeft het uiteindelijk de das om gedaan.”
Rest de vraag waarom B en W zo koppig vasthielden aan een tot mislukken gedoemde strategie. Krins: „Het college heeft met dit project goede sier willen maken richting de Goudse moslimgemeenschap. Er gaan hardnekkige geruchten dat bepaalde politici, met name van de PvdA, in de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen harde beloften gedaan hebben aan islamitische voorlieden en dat moslims om deze reden op hen gestemd hebben.”
Uittenbroek drukt zich nog wat stelliger uit. „Het was voor het college een prestigeproject. Men wilde de kazerne voor een prikkie doorschuiven naar de moslimgemeenschap. En waarom? Om in het gevlij te komen bij een kleine islamitische elite, want een groot deel van de Goudse moslimgemeenschap voelde er niet eens voor. Daarom is het in alle opzichten goed dat het plan mislukt is.”
In Leiden ging het wél goed
Dat de bouw van een grote moskee midden in een stad probleemloos kan verlopen, weet Gouwenaar ing. W. van der Hoeven uit ervaring. Het oud-SGP-raadslid was voor zijn pensionering directeur bouwen en wonen en manager wijkontwikkeling bij de gemeente Leiden. In die verantwoordelijkheid was hij nauw betrokken bij de bouw van een groot islamitisch centrum in Leiden-Noord, de Imam Malik-moskee, in 2012. „Let wel: ook in Leiden heeft men te maken gekregen met heftig verzet van bewoners tegen de komst van een moskee. Dat was in Leiden-Zuidwest. Daar klommen demonstranten in 2014 zelfs boven op de moskee in aanbouw. Communicatief zijn daar zaken niet helemaal goed gegaan.” Maar de bouw van de Imam Malik-moskee (met een gebedszaal voor 1300 man, terwijl op het Suikerfeest zich soms wel 3000 mensen rond de moskee bevinden) ging, zowel technisch als communicatief, van een leien dakje. „We pakten dat in Leiden totaal anders aan dan in Gouda. Vanaf het begin hebben we richting de wijk en omwonenden volstrekte openheid betracht. Dan krijg je draagvlak en merk je dat er in de wijk iets van ”met en voor elkaar” gaat groeien.” Daarbij hielp het, aldus Van der Hoeven, dat er in Leiden-Noord een wijkvertegenwoordiging was die vanaf het begin voor de gemeente aanspreekpunt was. „Wij hebben de manier van omgaan met elkaar keurig in een wijkstatuut vastgelegd. Iedereen wist precies wat er ging veranderen en welke verantwoordelijkheden men had. In Gouda-Noord daarentegen bestónd eigenlijk geen wijkstructuur.” Van belang is verder dat de bouw van de moskee deel uitmaakte van een wijkontwikkelingsplan. „Er gingen 500 oude woningen weg en er kwamen 1500 nieuwe woningen voor in de plaats. Er kwam nieuwe infrastructuur en nieuw groen.” Wat ten slotte bijdroeg aan het succes was de opstelling van de islamitische organisatie. „De Leidse moslims zijn, in het algemeen gesproken, best ontwikkeld. Personen met wie we als gemeentebestuur overlegden, werkten bijvoorbeeld zelf bij een grondbedrijf en wisten dus waarover ze spraken. Het was een open moskeebestuur, met Marokkanen van de derde generatie, die volop participeerden in het wijkteam. Ze regelden in overleg zelf een architect en deden veel met vrijwilligers. Het punt van buitenlandse financiering is nooit een item geweest. En aan buurtbewoners deelde men flyers uit met telefoonnummers die in geval van overlast gebeld konden worden.” Voor Van der Hoeven staat het daarom vast: de soepele vestiging van een moskee in een stadswijk ís mogelijk. „In de buurt waarin ik woon, Gouda-Oost, was ik als voorzitter van het wijkteam betrokken bij het plaatsen van een noodmoskee. Oké, dan heb je het over een andere schaal. Maar toch draait het ook hier voor een belangrijk deel om communicatie. Als wijkteam zijn we vanaf het begin duidelijk geweest: daar en daar kun je hem volgens ons neerzetten, maar dáár beslist niet, dan krijg je problemen. Het moskeebestuur bleek bereid dat advies te volgen en er is nooit gezeur over geweest.”