Inzet nieuwe drugswet blijkt precisiewerk
DEN HAAG. Voor de derde keer in korte tijd oordeelde de strafrechter gisteren dat justitie onterecht een kwekerij is binnengevallen van waaruit mogelijk de georganiseerde hennepteelt werd gefaciliteerd.
Het betrof een kwekerij in Terneuzen, door de regionale media steevast als growshop aangeduid.
Bij de inval werden materialen aangetroffen die nodig zijn om wiet te kunnen telen. In een recente wet, die oud-minister Opstelten vorig jaar door de Eerste Kamer loodste en die sinds 1 maart van kracht is, wordt het faciliteren van de wietteelt door onder meer growshops strafbaar gesteld.
Justitie meende op grond van deze wet voldoende reden te hebben voor de inval, het blokkeren van het banktegoed van het bedrijf en het in beslag nemen van de bedrijfsvoorraad, maar daar bleek de rechter in Middelburg het gisteren dus mee oneens. Navraag bij het openbaar ministerie leert dat het al de derde keer is dat justitie, na met het nodige machtsvertoon te zijn opgetreden tegen een verdacht bedrijf, bakzeil moet halen.
Vorige week dinsdag draaide de strafrechter in Breda al twee invallen en inbeslagnames terug.
Zowel de Tweede als de Eerste Kamer zette tijdens de behandeling van de wet veel vraagtekens bij de effectiviteit ervan. VVD, PvdA, PVV, GroenLinks, D66 en SP vroegen Opstelten herhaaldelijk met voorbeelden te verduidelijken welk type activiteiten voortaan als strafbare voorbereidingshandelingen zou worden aangemerkt.
Doorslaggevend is de „criminele intentie” van de mogelijke handlanger, stelde de minister. Deze moet aantoonbaar een ernstige reden hebben om te vermoeden dat het verkopen van goederen of het verrichten van andere diensten bestemd is voor de illegale hennepteelt. Is daarvan sprake, dan is hij of zij strafbaar; anders niet. Uiteindelijk stemde zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer een krappe meerderheid voor de wet.
De toepassing ervan lijkt nu toch meer voeten in de aarde te hebben dan Opstelten deed voorkomen. De vrees van de sceptische fracties lijkt gegrond. Uit de drie rechterlijke uitspraken blijkt dat justitie de invallen deed bij een groothandel, een kleinschalige handelsonderneming en een kleine kwekerij. Daar werden materialen in beslag genomen, zoals lampen, voedingsbodems en kweekkasten, die door de officier van justitie werden omschreven als „hennepgerelateerd.”
Het eenvoudige verweer van de eigenaren dat zij geen enkele reden hadden om te vermoeden dat zij de georganiseerde hennepteelt faciliteerden, bleek echter tot drie keer toe te volstaan. Volgens de rechter waren hun criminele intenties inderdaad onvoldoende aangetoond en kon alleen de aanwezigheid van bepaalde goederen in een bedrijfsruimte niet als doorslaggevend worden beschouwd.
Zelfs een eigenaar van wie de rechter het zeer aannemelijk achtte dat hij mede contacten onderhield met het criminele circuit kreeg zijn bezittingen terug. Al zijn spullen waren in beslag genomen, en volgens de rechter had justitie beter moeten specificeren welke daarvan precies verdacht waren en welke niet.
Tegenover de drie nederlagen staat tot dusver maar één veroordeling wegens het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen. In deze zaak deed de verdachte echter geen enkele poging zijn onschuld te bepleiten, hij voerde alleen aan dat de dagvaarding nietig was. In een andere zaak hield de rechter de inbeslagname, in afwachting van de uiteindelijke zitting, voorlopig in stand.
Voor de conclusie dat Opsteltens nieuwe wet inderdaad een symboolwet blijkt, is het dus nog te vroeg. Duidelijk is wel dat het aanpakken van growshops precisiewerk blijkt. Even een verdacht bedrijf binnenvallen, wat goederen in beslag nemen en de eigenaar veroordeeld krijgen, is er niet bij.