Nederlands-Israëlietische Hoofdsynagoge moet erfgoed verkopen
AMSTERDAM. De Nederlands-Israëlietische Hoofdsynagoge (NIHS) gaat kostbare historische voorwerpen verkopen om financiële tekorten op te vangen. Dat meldde het Nieuw Israëlietisch Weekblad deze week.
Uit de jaarrekening van de orthodox-joodse gemeente in Amsterdam blijkt dat er in 2014 grote verliezen zijn geleden. Waar in de begroting al rekening werd gehouden met een verlies van 450.000 euro, bleek dat tekort opgelopen te zijn tot 850.000 euro.
Een flink deel van dat bedrag komt voor rekening van allerlei perikelen rond de rituele slacht. Er moest vorig jaar veel geld besteed worden aan vervanging –wegens vakantie en ziekte– van de enige rituele slachter die in dienst is van de NHIS. Dit jaar is daar bovendien weer 50.000 euro aan extra kosten bij gekomen, wegens een conflict tussen de slachter en de opperrabbijn. Daardoor moesten er vier maanden lang buitenlanders ingevlogen worden om de slacht door te laten gaan, terwijl ook het salaris van de eigen slachter moest worden doorbetaald. De NHIS wil nog niets kwijt over oplossingen. De raad van bestuur vindt dat er keuzes gemaakt moeten worden: de NIHS moet zijn activiteiten aanpassen aan het dalende aantal leden.
Om ook op korte termijn geld binnen te krijgen, gaat de NHIS enkele religieuze voorwerpen verkopen. Het gaat om de zogenaamde Rintel-menora en het Amsterdamse Machzor. De menora is een zilveren kandelaar van een meter hoog die sinds 1753 in het bezit van de synagoge is. Het Machzor is een middeleeuws gebedenboek uit de dertiende eeuw.
Het Joods Historisch Museum in Amsterdam, dat de kandelaar en het gebedenboek al een tijdje in bruikleen heeft, wil de voorwerpen graag kopen. Daarvoor moeten nog subsidies gevonden worden, maar de directeur van het museum gaat er –volgens het Nieuw Israëlietisch Weekblad– van uit dat het geld er komt. Zo niet, dan zullen de erfstukken op de vrije markt verkocht worden.