Apologeet Geisler: VS worden antichristelijke natie
De Amerikaanse apologeet Norman Geisler is somber over ‘zijn’ Verenigde Staten. „We zijn een heidens, extreem liberaal land geworden. God is doodverklaard en daarmee is de moraal ook gedood.”
Nee, Amerika is officieel nooit een christelijk land geweest, weet Geisler. „Maar wel een land met een christelijke traditie. Die zijn we nu kwijt en we ontwikkelen ons in rap tempo tot een antichristelijke natie.”
De in 1932 geboren verdediger van het christelijk geloof en Bijbelse waarden uit Charlotte (North Carolina) beziet de toekomst met zorg. Vervolging van Bijbelgetrouwe christenen in zijn land sluit hij niet uit. De homolobby zal naar zijn overtuiging niet rusten voordat hij de orthodoxe christenen volledig op de knieën heeft. „Ik verwacht maatregelen tegen individuele christenen die publiek hun bezwaren uiten tegen acceptatie van het homohuwelijk, en voorzie acties tegen kerken en christelijke instellingen.”
Als mogelijke sancties noemt Geisler het ontnemen van belastingvrijstelling voor kerken die het homohuwelijk afwijzen, het intrekken van overheidserkenning of subsidie aan christelijke (onderwijs)instellingen, en boetes voor organisaties en bedrijven die gehuwde homo’s weigeren als werknemer of klant.
Helemaal uit de lucht gegrepen is die sombere voorspelling niet. Twee weken geleden werd een bakker in de staat Oregon door de rechter veroordeeld tot het betalen van een boete van 135.000 dollar omdat hij geen taart wilde maken voor de bruiloft van een homostel.
Republikeinse president
Alleen wanneer er volgend jaar een Republikein tot president wordt gekozen, kan er volgens Geisler nog een keer ten goede komen. „Republikeinen beseffen het belang van het verdedigen van de joods-christelijke traditie. Er zijn dit keer heel wat kandidaten. Maar elk van hen heeft die overtuiging. Wanneer er weer een Democraat komt, is alles verloren. Democraten hebben fundamenteel een libertijnse inslag. Dat gold ook voor Jimmy Carter, ofschoon die zich presenteerde als een wedergeboren christen. Vorige week heeft hij nog in een interview gezegd dat hij niet gelooft dat God bezwaar maakt tegen een homohuwelijk. Zijn argument? God wil dat mensen elkaar liefhebben.”
De uitspraak van het hooggerechtshof, eind juni, dat het homohuwelijk in alle staten van Amerika als wettig erkend moet worden, is volgens Geisler de uitkomst van een omslag die zich al tussen 1960 en 1990 heeft voltrokken. In die periode is een reeks van gerechtelijke uitspraken gedaan waardoor de Amerikaanse samenleving fundamenteel van karakter veranderde.
„Amerika is officieel nooit een christelijk land geweest, maar in de onafhankelijkheidsverklaring van 1776 staan wel zeven kernpunten die zijn ontleend aan de joods-christelijke traditie. Tot 1961 was het geloof in God voorwaarde om volledig mee te tellen. Wie ambtenaar wilde worden, moest in God geloven. In dat jaar bepaalde het hooggerechtshof dat het atheïsme een wettelijk erkende levensovertuiging is. Deze uitspraak werd nadien gevolgd door andere, die steeds een deel van de joods-christelijke erfenis uitwisten.
Bijbellezen en bidden op openbare scholen waren niet meer toegestaan, de tekst van de Tien Geboden werd uit openbare gebouwen verbannen, en de opvatting dat een goddelijke Schepper deze wereld heeft gemaakt, werd uit het onderwijscurriculum geschrapt”, vervolgt Geisler. „Met die serie rechterlijke uitspraken is de wissel omgegaan. Ons land koos voor het atheïsme en zegde het geloof in God vaarwel. Ten diepste sprak het hooggerechtshof daarmee uit dat onze onafhankelijkheidsverklaring niet deugt. Want daarin klinkt dat geloof in God als Schepper en Bestuurder van deze wereld wel door.
Natuurlijk was de uitspraak van het hooggerechtshof in 1973 dat abortus is toegestaan dramatisch. Maar die werd mogelijk doordat in de jaren zestig het joods-christelijke fundament onder onze samenleving was weggeslagen.”
Voorbij verleden
Het zegt Geisler ook niet zo veel dat op bankbiljetten en op nummerplaten van auto’s (zoals in de staten South Carolina en Georgia) nog steeds staat: „In God we Trust.” „Prachtig, maar het zijn lege woorden, die vooral herinneren aan een voorbij verleden.”
Het besluit om deze woorden op bankbiljetten te plaatsen, werd in de jaren vijftig van de vorige eeuw door het Congres genomen, dankzij de invloed die president Eisenhouwer daartoe aanwendde. De Republikein, die van 1952 tot 1960 regeerde, kon het geloof goed gebruiken als wapen in de strijd tegen socialisme, communisme en immoraliteit, zo toonde Kevin Kruse, historicus van Princeton University, recent aan in zijn studie ”One Nation Under God”. Eisenhower beschouwde het als zijn opdracht een ”kruistocht” te voeren tegen krachten die de democratische waarden van Amerika bedreigden. Hij wilde vooral de linkse sympathie die bij beleidsmakers was gegroeid door de New Deal-politiek van Roosevelt zo veel mogelijk indammen. Godsdienst beschouwde de president daarbij als een effectief wapen.
„Eisenhower streefde een burgerlijke religie na, die in ieder geval garant stond voor fatsoen en een zeker rechts-conservatisme”, stelt Kruse.
In dat kader zorgde de president van de jaren vijftig er bijvoorbeeld voor dat in de eedformule de woorden ”One nation under God” werden opgenomen. Weinigen in het Congres maakten tegen dat plan bezwaar. Veel afgevaardigden waren toen bang voor de opmars van het communisme. Alles wat dat kon bestrijden, steunden zij.
Echter, een poging van Eisenhower om wettelijk vast te leggen dat Amerika „van harte het gezag en de wetten van Jezus Christus, de Redder en Heerser van de naties erkent”, haalde het niet. „Dat riep eerder verzet dan adhesie op”, meent Kruse.
„In de jaren zestig kwam een tegenreactie. Toen werden door het hooggerechtshof allerlei christelijke elementen uitgevaagd”, zo toont Kruse aan. Volgens de historicus van Princeton was het manco van Eisenhouwer dat hij „niet vanuit een innerlijke verbondenheid met het geloof” streed voor het behoud van het christendom, maar vooral uit was op eigen politiek belang. „Jammer is ook dat Billy Graham (de bekende Amerikaanse tv-predikant, WBK), die invloed had op Eisenhower, dat niet heeft onderkend en gecorrigeerd.”
Fundamentele omslag
Het deel van de Amerikaanse bevolking dat oprecht kiest voor het christelijk geloof, heeft zich volgens Geisler te laat gerealiseerd dat er tussen 1960 en 1990 een fundamentele omslag plaatsgreep.
De opleving van de evangelicale beweging in de jaren tachtig, ten tijde van president Reagan en de Moral Majority, beschouwt de apologeet uit Charlotte als een laatste poging van de orthodoxe christenheid om het tij te keren.
„Commentatoren en historici spraken van een herleving van het evangelicalisme, maar feitelijk was het een stuiptrekking. Nadien hebben vooral libertijnse presidenten als Clinton en Obama op het terrein van de binnenlandse politiek de toon gezet. De beide presidenten Bush hadden het vooral druk met buitenlandse kwesties, de strijd in Irak en de strijd tegen het terrorisme. Met name de laatste tien jaar is de omvorming naar een heidense cultuur verbazingwekkend snel gegaan. Zeker Obama heeft de deur geopend voor immoraliteit. In de politiek tellen morele normen nauwelijks meer, en dan is een maatschappij gedoemd ten onder te gaan.”
Voor Geisler is de legalisering van het homohuwelijk niet het enige voorbeeld waar deze politieke en maatschappelijke immoraliteit toe leidt. Er komt volgens hem nog meer aan. Nu het huwelijk niet langer een unieke, levenslange verbintenis is tussen één man en één vrouw, bestaat er volgens hem geen reden meer om tegen andere invullingen van de huwelijksrelatie te zijn.
„Er is deze maand al een verzoek gedaan om polygamie te erkennen. Welk argument heeft de rechter of wetgever nu nog om daartegen bezwaar te maken? Geen enkel.” Een ander voorbeeld is het geopperde idee om een minderjarig meisje zonder dat haar ouders dat weten een chip ingeplant te laten krijgen waarmee anticonceptie wordt geregeld. Welk moreel bezwaar kun je daartegen aanvoeren als je geen absolute normen meer erkent?
Zeer moeilijke tijden
Christenen in Amerika zullen zich volgens Geisler moeten voorbereiden op zeer moeilijke tijden. Zij zullen eraan moeten wennen dat ze zich niet langer kunnen verweren door te stellen dat de christelijke leer de absolute waarheid bezit. In een pluralistische samenleving met antichristelijke trekken werkt dat volgens hem niet meer.
Te veel gaan kerken en christelijke evangelisatieorganisaties er nog van uit dat met een opwekkend Evangeliewoord een omkeer te bereiken valt. „Inderdaad: het Woord van God moet het doen. Maar de vraag is wel hoe je dat Woord hanteert”, zegt Geisler. „Nodig is dat christenen leren op apologetische wijze de betekenis van de Bijbel en van Bijbelse normen onder de aandacht van moderne mensen te brengen.
En belangrijk is ook dat je aansluit bij het denken en de argumenten van de moderne mens. Als je het homohuwelijk afwijst, begin dan niet bij de Bijbel, maar vraag de aanwezigen of ze even rond willen kijken in hun omgeving. Welk huwelijk is het meest normaal? Dat tussen twee mannen of twee vrouwen, of de relatie tussen één man en één vrouw? Vraag dan: Hoe zou dat komen? Vraag ook eens hoe het zou komen dat twee mannen of twee vrouwen geen nageslacht kunnen verwekken. Waarom zou de natuur dat zo geregeld hebben? Dat zijn vragen die de bewering van de homolobby dat een homohuwelijk normaal is, onderuithalen. Pas daarna kun je de Bijbel ter hand nemen.”
Norman Leo Geisler
Norman Leo Geisler werd in 1932 geboren in een voorstad van de Amerikaanse metropool Detroit. Al op jonge leeftijd was hij actief in het evangelisatiewerk. Daarbij ontdekte hij over te weinig argumenten en debattechniek te beschikken om ongelovigen te overtuigen. Dat motiveerde hem om filosofie te gaan studeren aan William Tyndale College en theologie aan Wheaton College. Zijn dokterstitel in de filosofie behaalde Geisler aan de roomse Loyola University.
Norman Geisler geldt in de VS als een van de grote christelijke apologeten. Nationale bekendheid kreeg hij door zijn optreden in het zogenoemde Scopes II Trial (het tweede apenproces) in 1981. Daarin was hij de voornaamste verdediger van het creationistische standpunt.
Geisler gaat uit van de absolute onfeilbaarheid en het normatieve gezag van de Bijbel. Hij was een van de initiatiefnemers van de verklaring over het Schriftgezag die in 1987 in Chicago werd opgesteld en getekend. Theologisch noemt Geisler zich een gematigd calvinist. Hij onderschrijft de vijf punten van het calvinisme, maar wil ervoor waken om elk van die punten „uit hun samenhang te trekken. Dan gaat het verkeerd en word je eenzijdig.” In 2003 heeft Geisler zijn voorzitterschap van de Evangelical Theological Society neergelegd omdat die organisatie wel enige ruimte bood om van Bijbelgetrouwe uitgangspunten af te wijken. Geisler bekleedde ook het voorzitterschap van The Evangelical Philosophical Society en was de oprichter en eerste voorzitter van de International Society of Christian Apologetics.
Om vooral jongeren toe te rusten, richtte hij samen met enkele geldschieters een tweetal colleges op: Veritas Evangelical Seminary in Californië en Southern Evangelical Seminary in North Carolina. Jongeren kunnen daar een twee- of vierjarige cursus volgen met het accent op apologetiek.
Geisler is (co)auteur van 96 publicaties, waaronder een vierdelige systematische theologie, een handboek voor ethiek en een voor apologetiek. In ons land kreeg vooral zijn boek ”Ik heb te weinig geloof om atheïst te zijn” grote bekendheid.
Uitspraken van het hooggerechtshof
1961: atheïsme wettig erkend als een levensovertuiging. Ambtenaren behoeven niet langer te geloven in God.
1962: overheid mag geen gebed voorschrijven voor het lesprogramma van openbare scholen.
1963: Bijbellezen en bidden van het Onze Vader verboden op openbare scholen.
1966: tekst van Tien Geboden niet langer verplicht zichtbaar in scholen en openbare gebouwen.
1987: onderwijs in scheppingsverhaal mag geen onderdeel zijn van lesprogramma van openbare scholen.