Cultuur & boeken

Hanneke Kunz ervaart na het sterven van haar zoontje „een diep heimwee”

Blij en verwonderd sluit Hanneke Kunz-Dankers op 28 februari 2002 haar derde kind in de armen: Jesse. Ruim drie maanden later sterft haar zoontje in diezelfde armen. In haar boek ”Lentekind” blikt ze terug op de periode rond dit ingrijpende verlies.

Michiel Bakker

17 July 2015 20:57Gewijzigd op 15 November 2020 20:31
Hanneke Kunz-Dankers met een foto van Jesse. Beeld RD, Henk Visscher
Hanneke Kunz-Dankers met een foto van Jesse. Beeld RD, Henk Visscher

Vier grote foto’s hangen er in de woonkamer van Hanneke Kunz (44) op een rij: Coenraad, Anne-Saar, Jesse en Bram. Drie foto’s zijn vrij recent gemaakt; de vierde –van Jesse– dateert uit 2002. Het gezin woonde destijds in Groot-Ammers, waar vader Bram Kunz net bevestigd was als predikant van de hervormde gemeente. In 2007 volgde Katwijk aan Zee.

Twee jaar geleden nam ds. Kunz afscheid van de hervormde gemeente te Katwijk om bij Driestar educatief in Gouda aan de slag te gaan. Rond de verhuizing naar een woning in Katwijk aan den Rijn gingen alle knuffels van Jesse opnieuw door de handen van Hanneke Kunz. Ook herlas ze haar dagboeknotities uit de periode rond het sterven van haar kind.

Afgelopen jaar verwerkte ze haar aantekeningen van toen in het vorige maand bij uitgeverij Boekencentrum verschenen ”Lentekind”. Daarin wisselt ze eigen dagboekfragmenten af met gedichten, gebeden en korte passages uit publicaties van onder anderen Dietrich Bonhoeffer, Wilhelmus à Brakel, C. S. Lewis en ds. E. F. Vergunst.

Vakantie

Enkele weken na de geboorte blijkt Jesse een „heftige ruis” bij zijn hart te hebben. Voordat er nader onderzoek door een kinderarts zal plaatshebben, heeft het gezin een week vakantie in Duitsland, om na een intensieve periode tot rust te komen. Op donderdag komen ze terug in Groot-Ammers, een dag later gaan de ouders met Jesse naar het Sophia kinderzieken­huis in Rotterdam.

Die dag wordt duidelijk dat hun zoontje een ernstige hartafwijking heeft, die niet standaard is. „Het werd in één keer helder wat er was, niet of het verholpen kon worden”, blikt Hanneke terug. „Ik had er geen rekening mee gehouden dat de situatie zo ernstig zou zijn. Als je dat hoort, komen er heel diepe moedergevoelens bij je boven. We hadden een jong gezin –Coen was vijf, Anne-Saar twee– en woonden in het mooiste huis van het dorp, maar ineens ging overal een streep door. „Vanaf nu wordt alles anders”, zei mijn man.”

Het besef dringt zich aan de ouders op dat hun kind wellicht spoedig zal sterven. „De nacht na de uitslag van het onderzoek werden we allebei wakker. Ik besefte: sterven is God ontmoeten. En één keer geboren is verloren. Waar zou Jesse straks zijn? Ik had het heel benauwd. Samen hebben we die nacht Jesaja 53 gelezen en gebeden.”

Hanneke haalt de Dordtse Leerregels aan, die spreken over de troost bij het sterven van jonge kinderen van gelovige ouders. „Maar, zo vroeg ik me af: Is mijn geloof wel voldoende? Ik werd helemaal teruggeworpen op de Heere God. Later zei ds. R. van Kooten, die ons in die tijd pastoraal begeleid heeft: „Jij hoeft geen borg te zijn voor je kind.” Dat luchtte me enorm op. Ik moest alles van Hem verwachten.”

Operatie

In de weken die volgen, leven de ouders tussen hoop en vrees. „We baden voortdurend om kracht en hulp.” Jesse blijkt geopereerd te kunnen worden. Het is een zes uur durende ingreep. Na afloop toont de hartchirurg zich tevreden. „Het was alsof we Jesse terug­kregen. We hebben God ervoor gedankt”, zegt Hanneke, met een foto van haar kind in de hand.

De ouders slapen de nacht na de operatie in het Ronald McDonald Huis. „Rond halfelf bleek dat Jesses nieren niet goed meewerkten. Ik was er niet gerust op.” ’s Nachts volgt een telefoontje dat het ineens niet goed gaat. De ouders haasten zich naar het ziekenhuis. Kort daarna, als reanimatie niet meer blijkt te baten, overlijdt Jesse –drie maanden jong– in de armen van zijn moeder. „De artsen hebben alles gedaan wat ze konden, maar het ging niet langer.”

Hanneke herinnert zich de indrukwekkende stilte in de ziekenhuiskamer. „Iedereen was stil. Ook het gepiep van het alarm viel stil. Toen haalden we adem, in het besef: hij is Thuis. Dat heeft indruk gemaakt.”

Begrafenis

In de dagen na het sterven van Jesse voelt Hanneke zich ondersteund door haar familie, vrienden en mensen uit het dorp. „Je kunt haast niet omvallen door alle hulp en gebeden.” Na een paar zonnige dagen regent het op de dag van begrafenis. „De hemel huilde.” Van de rouwdienst, geleid door ds. Van Kooten, blijft haar vooral de Bijbelse troost bij. Aan het eind klinkt in de kerk het lied ”Daarboven juicht een grote schaar van kinderen voor Gods troon”.

Als de begrafenis achter de rug is, slaat bij Hanneke gaandeweg de somberheid toe. „Er waren dagen dat het ging, maar ook dagen dat het niet ging of maar een uurtje ging. De drukte was ineens voorbij en we moesten een weg zoeken. De andere twee kinderen trokken ons er als het ware doorheen. Coen was heel verdrietig en deed veel samen met zijn zusje. Ze vertoonden voorbeeldig gedrag, dat was niet natuurlijk. En intussen ervoer ik een intens gemis, een diep heimwee. Dat was heel zwaar.”

Terwijl haar man al snel weer het werk in de gemeente oppakt, zit Hanneke veel thuis. „Bram is bij ons vooral de prater, ik ben stiller. Maar we konden het altijd tegenover elkaar uitspreken als het niet ging. Ik mocht helemaal mezelf zijn.”

Miskraam

Hanneke beschrijft eerlijk dat niet elk meeleven haar goed deed. Positief is ze over de pastorale zorg van onder anderen de wijk­ouderling, maar ze geeft ook aan dat sommige andere bezoeken haar te lang duurden. „Soms kwamen mensen om mee te leven, maar gingen ze al snel hun eigen dingetjes bespreken, bijvoorbeeld uit het kerkelijk leven. Dan haakte ik af.”

Aan mensen die op rouwbezoek gaan, adviseert ze: „Laat degene die iemand heeft verloren zijn verhaal vertellen, de beleving van wat er is gebeurd. Zie die werkelijkheid samen onder ogen. Ik heb mijn verhaal misschien wel honderd keer verteld. Dat was nodig. Geef ruimte aan de ander, vraag desnoods: Waar wil je het over hebben? En kom alsjeblieft niet met pasklare oplossingen.”

In de jaren die volgen, krijgt Hanneke drie keer een miskraam. „Dat droeg niet bij aan de ver­werking.” Als in 2006 een gezonde zoon wordt geboren –Bram–, vervult blijdschap de pastorie. „We moesten meteen een hartfilmpje laten maken. Gelukkig was het goed.”

Hoewel Bram als enige uit het gezin Jesse niet heeft meegemaakt, hoort zijn overleden broertje er ook voor hem helemaal bij. „Toen hij klein was, hield hij regelmatig zijn gezicht tegen de foto van Jesse die in de kamer staat, en gaf hij hem een kusje.”

Opnieuw hechten

In de loop der jaren pakt Hanneke gaandeweg nieuwe taken op. Zo geeft ze wiskunde op het Driestar College in Leiden. „Het middelbaar onderwijs is pittig. Het is genade dat het lukt. Ik ben nu ook mentor en intern begeleider.”

Uiteindelijk heeft ze het verlies van Jesse „een plekje kunnen geven, maar dat was een lange weg. In de opleiding voor intern begeleider leerde ik dat de laatste fase van rouw is dat je je opnieuw kunt hechten. Dat ervaar ik nu. Ik werk acht jaar op de Driestar en pas nu merk ik dat ik me heb gehecht. Het schrijven van mijn boekje heeft me ook goed gedaan.”

Moeilijke momenten blijven er, ook meer dan twaalf jaar na het afscheid van Jesse. „Niet zo lang geleden was bij m’n jongste zus een baby geboren. Toen het even niet goed ging, merkte ik welke impact dat had. Het zuigt me helemaal leeg. Dan komt het even te dichtbij.”

Tot de moeilijkste momenten hoort ook de geboortedag van Jesse. „Zijn sterfdag valt altijd rond de voorjaarsvakantie. Dan ga ik met mijn man en soms ook de kinderen naar het graf in Groot-Ammers. Maar de geboortedag blijf ik het moeilijkste vinden. Ik heb alles geprobeerd: weggaan, thuisblijven, maar het wil alle­maal niet. Die dag zou ik er het liefst uit knippen.”

Getuigenis

Ze hoopt dat haar boek iets kan betekenen voor ouders die ook een kind hebben verloren, al beseft ze dat elke situatie anders is. „In gesprekken met hen merk ik wel dat je meteen een verbondenheid ervaart. Je hebt snel een klik, hoe verschillend de verhalen ook zijn.”

Vooral wil ze met haar boek het getuigenis doorgeven dat er van het leven en sterven van Jesse is uitgegaan. Ze citeert uit een brief die een predikant hun indertijd stuurde. „„Nu Jesse is gestorven, gaan we verstaan waarom Jesse geboren werd. God had hem in de moederschoot al op het oog en bereidde hem toen al voor op een spoedige thuiskomst.” Dat is waar. Ik ben blij dat ik ruim drie maanden Jesses moeder heb mogen zijn.”

”Lentekind. Als je kind sterft – dagboek van een moeder”, door Hanneke Kunz-Dankers; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 2015; ISBN 978 90 239 7007 1; 95 blz; € 11,00.


Rouw in de kerk

Met haar dagboekfragmenten belicht Hanneke Kunz de gebeurtenissen tijdens het leven en rond het sterven van haar zoontje Jesse. Ze brengen de pijn en het verdriet dichtbij. Enkele citaten.

„Weer is een dag voorbijgegaan. Dat is zo erg aan deze dagen: iedere dag komen we dichter bij het definitieve afscheid. Vanmorgen was ik heel verdrietig. Ik heb gehuild en gebeden. Zo’n mooi kindje kunnen we toch niet begraven? We hebben vandaag foto’s gemaakt. Voor als Coenraad en Anne-Saar groter zijn, als herinnering. (…) Vanmorgen besefte ik dat we dit niet kunnen uitstellen.” (3 juni 2002)

„Vanmorgen hebben we rouw in de kerk gebracht. Ds. H. Visser preekte over Filippenzen 1: het leven is mij Christus, en het sterven is winst. Het was goed om nog een keer bij elkaar te zijn en met onze rouw in het midden van de gemeente te zijn. Maar ik kom tot de ontdekking dat mijn tranen nu op zijn. Het verdriet gaat diep naar binnen en er komt nu een gevoel van heimwee naar boven. (…) Het doet letterlijk pijn. Heimwee naar ons lieve jongetje dat ik zo graag hier had gehouden en had willen verzorgen. Kon ik hem nog maar één keer vasthouden. Konden we nog maar één keer met z’n vijven zijn.” (9 juni 2002)

„Vandaag kwam mijn nieuwe mentorklas. Leerlingen uit groep acht van de basisschool. Na de zomervakantie komen ze naar de brugklas en dan ben ik hun mentor. De kaartjes met de namen stonden klaar op de tafels. Ik had alles zorgvuldig voorbereid. (…) Maar ergens is een tafeltje leeg. Daar zou Jesse hebben gezeten.” (1 juli 2014)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer