Kerk & religie

Elke zondag bidden voor bekering Joden

Negentig jaar oud, zestig jaar predikant, met een nog altijd krachtige uitstraling. Zijn woorden onderstreept hij met gebaren en zo nu en dan een bulderende lach. In gesprek met de hervormde emeritus predikant dr. J. Haitsma, die nog steeds preekt en vindt dat er elke zondag voor de bekering van de Joden moet worden gebeden.

K. van der Zwaag
26 February 2004 08:51Gewijzigd op 14 November 2020 00:59
BOSKOOP – Nog altijd houdt de hervormde emeritus predikant dr. J. Haitsma (90) in bevindelijke kringen lezingen over de bekeerde rabbijn Christiaan Salomon Duijtsch, over wie hij ook een boek schreef. „Het spijt mij dat ik in de kerk niet meer hoor bidd
BOSKOOP – Nog altijd houdt de hervormde emeritus predikant dr. J. Haitsma (90) in bevindelijke kringen lezingen over de bekeerde rabbijn Christiaan Salomon Duijtsch, over wie hij ook een boek schreef. „Het spijt mij dat ik in de kerk niet meer hoor bidd

Nog altijd houdt hij in bevindelijke kringen lezingen over de tot God bekeerde rabbijn Salomon Duijtsch, over wie hij ook een boek schreef.

Jacob Haitsma werd in 1913 in Hindeloopen geboren, uit gereformeerde ouders. „Moeder was van de Doleantie, vader van de Afscheiding.” Die twee stromingen zijn in zijn verdere leven blijvend herkenbaar.

Toen hij in Groningen het Willem Lodewijk Gymnasium bezocht, kerkte hij geregeld bij de bekende hervormde predikant J. J. Knap. Haitsma studeerde theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en werd gereformeerd predikant. Omdat er een tekort aan vacatures was, werd hij in 1941 hulpprediker bij de gereformeerde kerk van IJmuiden; later -eveneens tijdens de oorlog- in Amsterdam-Zuid, waar hij K. H. Miskotte ontmoette, die ook onder onkerkelijken werkte.

Op 20 februari 1944, onlangs zestig jaar geleden, werd Haitsma gereformeerd predikant in Rockanje. Tijdens een vergadering van de classis Den Briel zag hij op de tafel een boekje met daarin het (gereformeerde) ondertekeningsformulier voor predikanten. Tóén pas zag hij dat hij „onder ede” alles had moeten ondertekenen wat de Drie Formulieren leren. „Ik had inhoudelijk geen enkele moeite met de Drie Formulieren; heb daar zelfs referaten over gehouden. Maar de grote vraag voor mij werd op dát ogenblik: Mag je in de Naam van Christus Luther, Spurgeon en Bunyan en vele andere niet-gereformeerde predikers van de kansel weren? Kijk, op dat punt liep ik vast.”

Langzamerhand weekte hij los van de Gereformeerde Kerken. Daar kwam nog iets bij: de Vrijmaking. „Ik was in 1946 predikant in Noord-Scharwoude, een van de fijnste gemeenten in de Gereformeerde Kerken. Maar je zag in die tijd gemeenten scheuren. Ambtsdragers die het niet eens waren met de afzetting van K. Schilder werden afgezet. Ik had sympathie voor Schilder, maar omdat ook hij vasthield aan die onvoorwaardelijke ondertekening van de Drie Formulieren, besloot ik hervormd te worden.”

In 1949 trad Haitsma toe tot de Hervormde Kerk. „Ik kreeg van mijn gereformeerde ambtsbroeders een aanbevelingsbrief mee omdat niemand in de Hervormde Kerk mij kende. Ze gaven een goed getuigenis van mij, schriftelijk. Toen ik in Woerden preekte, gaf ik die brief. De volgende dag werd ik beroepen. Er was een confessionele vacature en omdat ik, zoals ik dat gewend was, voor de ene helft psalmen en de andere helft gezangen opgaf, dacht men dat ik confessioneel was.”

De hervormde predikant had echter amper van de Gereformeerde Bond of de Confessionele Vereniging gehoord. „Toen ik in Woerden stond, heb ik verschillende keren aan de bonders gevraagd: Wat is nu eigenlijk de Gereformeerde Bond? Ik kreeg dan als antwoord: Wij zingen alleen maar psalmen. Ik vroeg bij de toenmalige secretaris, ds. Timmer, de statuten van de Bond op, en daaruit bleek dat dezelfde ondertekening van de Drie Formulieren vereist was als in de Gereformeerde Kerken. Toen moest ik aan de bonders in Woerden uitleggen wat nu precies de Gereformeerde Bond was”, zegt dr. Haitsma, luid lachend.

Enkele jaren was hij hoofdbestuurslid van de Confessionele Vereniging, maar bedankte omdat hij meer tijd wilde besteden aan studie. In 1968 promoveerde hij op het proefschrift ”De leer aangaande de kerk in de reformatorische catechismi”. Wat is de reformatorische visie op de kerk? Haitsma: „Daar kan ik kort in zijn: Allen die de Heere Jezus liefhebben, horen in één kerk. Ik bepleit een gezonde gereformeerde prediking, in de lijn van Calvijn en Bavinck. Maar dan wel mét het nieuwtestamentische lied. Dat laatste vind ik een belangrijk ding. Waarom zouden we de naam van Christus niet mogen noemen in het lied?”

Zoals Haitsma de baptisten en Luther niet wilde uitsluiten uit de kerk, zo juicht hij ook nu de lutherse inbreng in de Protestantse Kerk in Nederland toe. „Voor de Hervormde Kerk verandert er in de PKN weinig, omdat de kerk al eeuwen zeer ruim was. Nu komen alleen de luthersen erbij. Toen ik een boek schreef over de lutherse gemeente in Woerden las ik in de notulen dat de preses van een gereformeerde synode in 1603 de opdracht gaf om de plaatselijke lutherse predikant op te zoeken. Want het is niet goed dat we gescheiden zijn, zei de preses. Waarom zouden we dan tegenwoordig de luthersen willen weren?”

Veel respons kreeg dr. Haitsma in de gereformeerde gezindte met zijn boek over de bekeerde rabbijn Christiaan Salomon Duijtsch (1734-1795). Hij kwam op het spoor van deze rabbijn toen de gereformeerde zendingspredikant onder de Joden C. Kapteyn hem vroeg drie middagen per week catechisatie aan een Jood te geven. Om een indruk te krijgen hoeveel strijd het voor een Jood kost om christen te worden raadde ds. Kapteyn hem aan ”De wonderlijke leiding Gods” van Salomon Duijtsch te lezen.

Haitsma werd erdoor gegrepen. Zijn boek over Duijtsch levert hem nog steeds spreekbeurten in den lande op. „Van oud gereformeerd tot rooms-katholiek”, zegt hij. „Vooral in bevindelijke kringen spreekt het boek aan, omdat het heel duidelijk de zielenstrijd van een Jood weergeeft. Ik leerde van zijn boek dat wij, heidenen, mede-erfgenamen zijn. Maar als er mede-erfgenamen zijn, zijn er ook erfgenamen, en dat is Israël! Als ik preek, pas ik de profetieën allereerst toe op Israël. En toen én nu zeg ik: Wij mogen mede-erfgenamen zijn. Het spijt mij dat ik in de kerk niet meer hoor bidden om de bekering van Israël. De meeste gebeden die ik hoor, betreffen alleen maar de vrede voor Israël en in het Midden-Oosten. Dat is natuurlijk ook belangrijk, maar kan voor de christen niet de kern zijn. Paulus bad dat de blinddoek voor Israël weggenomen werd. Het grondprobleem is dat de Joden als volk Jezus niet als de Messias erkennen. Vorige week zondag heb ik nog gepreekt over Jezus als dienaar der besnijdenis om de beloften aan Israël te bevestigen. Die bevestiging geldt óók voor het land, maar, zo voeg ik eraan toe, de vreemdelingen -de Palestijnen- mogen dezelfde bescherming genieten. Soms hoor je de opmerking dat de Joden zich niet willen en kunnen bekeren, maar dan vergeet men het krasse woord van Paulus, dat God machtig is om hen opnieuw te enten in die wijnstok waartoe wij als mede-erfgenamen óók mogen behoren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer